Alle voor export bestemde lakens dienden op straffe van
een fikse boete via de paartsmeester verkocht te worden op
de jaarmarkten. Drapeniers die op korte termijn geld nodig
hadden, konden dat van de paartsmeester verkrijgen. Een
verkoopcontract werd met de Spaanse kooplieden Alonco
Fernando en Loys Peris gesloten. 28) Her en der werd geld
geleend voor de paartse. Het Heilige Geesthuis moest hier
voor wat land verkopen. Men sloot ook een lening van
1.600 bij de rijke Amsterdamse weduwe Duive Dirk Pou-
welsz, die in 1531/1532 terugbetaald werd. Tevens werden
gefortuneerde Haarlemmers gedwongen losrenten te ko
pen. Hoewel nergens expliciet vermeld, nemen we aan dat
de rente voor de leningen gehaald werd uit kortingen op de
verkoopprijs van de in de paartse aangeboden lakens, want
van subsidiëring met oorden gouds was voortaan geen
sprake meer. Overigens heeft de magistraat in de startfase
van dit project ook zelf wat bijgedragen uit de stadskas.29)
Nog in een ander opzicht was Haarlem bereid om te inves
teren in de draperie. In 1527 besloot het stadsbestuur name
lijk ter versterking van de lakennijverheid tot de bouw van
een volmolen op stadskosten, die door alle drapeniers ge
bruikt kon worden.30)
Na 1527 stuiten we nog enige malen op mededelingen dat
het stadsbestuur doende was een contract met kooplieden te
Antwerpen af te sluiten om Haarlemse lakens naar het bui
tenland uitgevoerd te krijgen. Zoals in 1528 toen de Duitse
koopman Joachim Pronders (ook wel aangeduid als
Joachim Prüner), een schoonzoon van Frans de Wit, werd
ingeschakeld om de lakens in Frankfurt te slijten.30 Daarna
lijken de contacten met de factoren van de uitheemse koop
manshuizen meer en meer door de drapeniers zelf of door
de paartsmeesters geregeld te zijn.
De paartse bleef ook in de volgende decennia een belang
rijk instituut voor de Haarlemse lakennijverheid. Uit inci
dentele mededelingen blijkt de continuering ervan. 32) Het
kwam zo nu en dan voor dat de paartsmeesters forse me
ningsverschillen hadden met de drapeniers. Als de magis
traat de twistende partijen niet tot elkaar kon brengen, riep
men de hulp in van de centrale regering, die met haar gezag
de tegenstellingen wist glad te strijken, zoals in 1533 het
geval was. 331 Dat de gang van zaken in de paartse steeds
dezelfde is gebleven, lijkt waarschijnlijk. Een keur uit 1552
maakt ons duidelijk dat de paartsmeesters ook toen ten
nauwste betrokken waren bij de export van lakens en dat er
in voorgaande tijd het een en ander was misgegaan. De
keur moest onder meer verhoeden, dat noch factoren noch
17