bewerking nagebootst. Puristen zullen dit een falsificeren
de ingreep vinden, maar het is verdedigbaar daar het de vi
suele samenhang van het object vergroot. Overigens is res
tauratie met modelleermortel een boetseertechniek en dus
vreemd aan de oorspronkelijk toegepaste steenhouwers
techniek. Het is echter de enige mogelijkheid om dergelijke
grootschalige projecten aan te pakken. Een nadeel is dat de
mortel alleen hecht op ruw behakte gezonde steen, zodat
veel authentiek materiaal verloren gaat.
In 1991 werd het restauratieplan voor het middengedeelte
nader uitgewerkt. Hierbij is naast de steenhouwer ook de
beeldhouwer J. van Ipenburg betrokken. Uitgangspunt is
om de ingrepen tot een minimum te beperken. Gedeelten
die weliswaar aangetast zijn, maar waarvan het beeld nog
goed leesbaar is, vallen buiten de restauratie. Van herhaal
de bouwkundige elementen zoals consoles en rozetten wor
den mallen gemaakt om in een latere fase aangetast materi
aal door afgietsels te kunnen vervangen.
Begin 1992 werd door de beeldhouwer en de Rijksdienst
een gewijzigde werkwijze voorgesteld, namelijk om de ba
lustrade, de kapitelen en de basementen duurzaam te con
serveren door middel van volledige impregnatie met me-
thylmethacrylaat. De steen wordt tot in de kern verstevigd
met kunststof; dit vergroot de samenhang en stopt verdere
erosie. Aangezien de impregnatie een fabrieksmatig proces
is, moesten de diverse onderdelen gedemonteerd worden,
waarbij extra risico van beschadiging en zetting aan de ge
vel kon optreden. Deze methode is in Nederland eerder toe
gepast bij het Pandhof van de Dom te Utrecht en bij twee
epitaven van de N.H. kerk te Burgh. Na zorgvuldige afwe
ging van de voor- en nadelen werd besloten tot de gewijzig
de aanpak.
Extra subsidie werd beschikbaar gesteld door het ministerie
van vrom ten laste van de begrotingspost 'Deltaplannen
Cultuurbehoud'. Deze post is ingesteld voor het herstel van
bijzondere onderdelen van gebouwen met monumentale
waarde.
Alvorens tot demontage van de zuilen over te gaan, werden
eerst twee stalen stutten van elk 6,5 meter onder het fronton
geplaatst (na demontage volgden er nog twee) om de con
structieve functie van de zuilen tijdelijk over te nemen. (Bij
de bouw in 1880 is het architraafstuk van het hoofdgestel
gebroken en raakten de ijzeren balken van de benedenver
dieping ernstig ontzet.) Vervolgens werden de loden doken
en de specielaag van de kapitelen met speciaal ontworpen
zagen verwijderd. De diverse onderdelen werden afgehe-
197