len. Wel werden de objecten voor en na de behandeling ge
wogen. De gewichtstoename bedroeg ca. 500 kg. Hieruit
kan worden afgeleid dat de impregnatie gemiddeld meer
dan 90% bedraagt.
Voordat de beeldhouwer de ontbrekende onderdelen aan
vult, worden deze vlakken eerst behandeld met een voorst-
rijkmiddel dat de hechting moet bevorderen. De model leer-
mortel moet met acryl of epoxy gebonden zijn; de steen
gedraagt zich nu immers primair als kunststof. De oor
spronkelijke uitvoerders van het beeldhouwwerk zijn niet
bekend. Het werd uitgevoerd aan de hand van grote detail
tekeningen die Ulrich had vervaardigd. Over het algemeen
was het vakmanschap van ervaren steenhouwers aan het
einde van de 19de eeuw nog zo groot dat zij aan de hand
van dit soort voorbeelden tot kwalitatief hoogstaand werk
konden komen. Identieke onderdelen, zoals de leeuwekop
pen, vertonen toch kleine onderlinge verschillen; de weer
gave is trefzeker en karaktervol. Wel is aan de uitvoering af
te lezen dat het geometrische ordeningsprincipe een grote
rol speelde. Hierdoor heeft het beeldhouwwerk in deze pe
riode soms een wat saaie en kunstmatige verschijnings
vorm.
De beeldhouwer Jan van Ipenburg heeft zich als doel ge
steld de ontbrekende onderdelen terughoudend te recon
strueren. De vormen zijn in hoofdlijnen en zonder al te gro
te detaillering teruggebracht, zodat de verschillen tussen
het oorspronkelijke en het gerestaureerde materiaal zicht
baar blijven.
Na completering werden de onderdelen weer teruggeplaatst
aan de gevel en werden de ankers aangebracht en met lood
aangegoten. Vervolgens werden alle voegnaden met een
kalktrasmortel gedicht. Na droging van de mortel zijn de
stalen stutten verwijderd en kon de borstwering worden
herplaatst. Na uitvoering van de laatste reparaties ter plek
ke, het aanbrengen van duivenwering en het verwijderen
van de steiger was het werk tegen de zomer van 1993 vol
tooid.
De keuze voor impregnatie is achteraf gezien juist. Zonder
deze ingreep zou de zwakke Udelfanger verder verweerd
zijn en zou het authentieke beeldhouwwerk na enkele de
cennia geheel verdwenen zijn. De gevel vormt voor nu en
de toekomst in esthetische en in constructieve zin weer één
geheel.
199