ten van het Nederlandse jodendom tijdens de jaren dertig, en de periode te zien als de prelude tot de rampzalige oor logsjaren, is slechts ten dele gelukt. De afstand was te kort en Meijers persoonlijke betrokkenheid te groot. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat Meijer leefde tussen twee vaderlanden. In beperkte zin was dat ook zo: hij voelde zich net zo thuis binnen het Nederlandse cultuur goed als binnen het joodse. Maar onder de spanning van een zogenaamde dubbele loyaliteit heeft hij niet al te zeer geleden. Meijer voelde zich noch een Nederlandse noch een Israëlische nationalist. De rol van het joodse volk zag hij vooral in messiaanse zin: als Gods volk onderweg. Hij sprak en schreef Hebreeuws en stond natuurlijk achter de jonge staat. Maar niet kritiekloos. Hij werd niet verscheurd door de keus: daar wonen of hier; hoewel de vraag hem wel degelijk enige tijd heeft bezig gehouden. In wezen voelde hij zich echter meer een Groningse jood dan een Israëli sche. Toen na zijn pensionering geen uitgever meer te vinden bleek die brood zag in zijn wassende stroom van publika- ties nam Jaap het heft zelf in handen. Hij schreef, Liesje typte en stencilde, en elders werden de vellen van een om slag voorzien. De oplage van deze uitgaven bedroeg als re gel 200 exemplaren, zo ontstonden onder meer de series 'Diasporade; een reeks alternatieve joodse cahiers' en 'Ba lans der ballingschap; bijdragen tot de geschiedenis der jo den in Nederland'. Deze series vormen een monumentale documentatie. De diversiteit aan behandelde onderwerpen is groot. Ik licht er één vast chapiter uit. Met nietsontziende hardnekkigheid en precisie schoot Meijer de mythe in puin dat Nederland, en speciaal de Nederlandse literatuur, vóór 1940 redelijk vrij van antisemitische smetten zou zijn ge weest. Zelfs bij Ter Braak wist hij een twijfelachtige passa ge op te sporen! Vooral ook negentiende-eeuwers moesten het ontgelden, Van Koetsveld bijvoorbeeld. Meijer stapel de vondst op vondst en feit op feit. Ontkennen of weerleg gen is/was onmogelijk. Als historicus was Meijer zich volledig van bewust van de stelling: II faut juger les faits d'après leur date. Maar bij zijn jacht op antisemitische schrifturen wilde hij niet horen ot weten van deze vakwijsheid. Hij kon ook het antisemi tisme van oudere datum slechts zien in het licht van het on omkeerbare eindresultaat: zes miljoen vermoorde joden. In het dagelijks leven, 'onder de mensen', was Meijer relati- verender en kon hij gekscherend opmerken dat een scheutje antisemitisme geen kwaad kon voor het joodse zelfbehoud!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1993 | | pagina 254