derwijl naar de avondcursus van het Hoger Bouwkunst On
derricht. Tot een bekroning van deze studie met een diplo
ma kwam het evenwel niet.
Na de huwelijkssluiting met Anna Maria Nottelman, 31 de
cember 1924, richtte het streven zich op wat meer bestaans
zekerheid. Dit resulteerde in een dienstverband bij Publie
ke Werken van Amsterdam. Veel toekomst bood die baan
niet. Een vriend functioneerde met enige voldoening bij de
gemeente Haarlem en gaf Jan in overweging daar te sollici
teren. Dat gebeurde dan ook. Hij werd per 1 juni 1928 be
noemd tot opzichter-tekenaar bij Openbare Werken en ver
huisde naar de Spaarnestad. In 1933 üet Jan een huis
bouwen op het adres Jacob van Lenneplaan 5. Ruim een
halve eeuw zou het echtpaar daar woonachtig zijn.
Op 5 september 1929 werd een Schoonheidscommissie
geïnstalleerd. De gemeentearchitect kreeg de taak het se
cretariaat te vervullen. Aanvankelijk was ir. P.F. de Bordes
daarmee belast. Het bleek een tijdrovend werk te zijn, daar
herhaaldelijk overleg met de aanvragers nodig was en ook
enige controle op de esthetische kant van de uitvoering
wenselijk leek. Jan Voogel, belangstelling tonend voor dat
gene wat in de stad werd gebouwd, raakte geleidelijk aan
bij deze zaken betrokken. Dit nam toe nadat De Bordes was
overleden en diens plaats als stadsarchitect werd ingeno
men door ir. G. Friedhoff. Ook hij moest naast deze functie
optreden als secretaris van de commissie. Friedhoff zette
echter geen pen op papier, maar liet dat over aan onze Jan,
die een grote achting voor deze chef had en hern van harte
terzijde stond.
Nog eenmaal werd een poging ondernomen, de buitenwe
reld te overtuigen van de ontwerpcapaciteiten die Jan Voo
gel meende te hebben. De gemeente schreef een besloten
prijsvraag uit voor de uitbreiding van het Stadhuis. Buiten
de uitgenodigde architecten stond het anderen vrij een plan
in te dienen. Onze vriend nam die kans te baat en zette een
bepaalde vormgeving op papier. De tekeningen, gedateerd
juni 1936, maakten deel uit van een tentoonstelling, doch
daar is het bij gebleven.
Friedhoff werd rijksbouwmeester en vertrok naar Den
Haag. Hierdoor ontstond een vacature voor het secretariaat
van de Schoonheidscommissie. Vanzelfsprekend kwam
Jan als adjunct-secretaris voor deze post in aanmerking. De
benoeming ging in 3 september 1946. Voorshands bleef het
een deeltijdbaan, die met een toelage werd gehonoreerd.
Jan behield zijn zetel op het kantoor van Openbare Werken.
De commissie vergaderde in de kamer van de stadsarchi-
259