tect, ir. H.A. Breuning, de opvolger van de heer Friedhoff.
Toen Breuning een assistent nodig had solliciteerde Jan.
Men vond geen geschikte kandidaat en er werd opnieuw
een advertentie geplaatst. Jan bood 26 augustus 1950 we
derom zijn diensten aan, doch zag zich ook nu gepasseerd.
Vermoedelijk kwam dit doordat zijn optreden niet altijd
even tactisch was. Deze karaktertrek leidde tot een conflict
met de directeur van Openbare Werken, ir. M.H. Maas. Jan
verdiepte zich in de organisatie van het bedrijf en schreef
Maas een brief waarin hij voorstelde een chef-tekenkamer
aan te stellen. De directeur vond dat een ongepaste inmen
ging in zijn zaken en ontzegde Jan de toegang tot het kan
toor. Sindsdien zetelde hij op het bureau van Bouwtoezicht,
Kruisstraat 45. Merkwaardigerwijs is de door hem beoogde
chef er wel gekomen.
Het secretariaat van de Schoonheidscommissie was nu een
dagtaak geworden. De voorzittersfunctie werd bekleed
door een particulier architect. Daar deze weinig tijd had
kon Jan een grote mate van zelfstandigheid ontwikkelen.
Doordat Maas hem had uitgewezen, ressorteerde hij nu
rechtstreeks onder de wethouder. De aanstelling van een
andere directeur bracht verandering in die situatie, wat Jan
danig in verwarring zou brengen. Als opvolger van Maas
benoemde de gemeenteraad ingenieur Van der Vlis, direc
teur van Openbare Werken te Leeuwarden en tevens secre
taris van de Schoonheidscommissie aldaar.
De wethouder lichtte Van der Vlis in omtrent de problemen
met Voogel en droeg hem op een regeling te treffen. Dit
leidde tot een nieuw reglement voor de commissie. Bepaald
werd dat de directeur van Openbare Werken in het vervolg
ambtshalve voorzitter zou zijn. De secretaris kwam nu in
een hem ondergeschikte positie. Deze constructie werd mei
1958 van kracht en hield een ernstige beknotting van de
scribent in. Jan kon dat niet verdragen. Van der Vlis stuur
de hem met ziekteverlof, onderwijl een mogelijkheid bera
mend Voogel te lozen. Hij liet de geplaagde secretaris door
twee doktoren onderzoeken, maar die vonden geen enkele
afwijking.
De pensionering van Van der Vlis bracht het secretariaat in
een wat rustiger vaarwater. Ingaande 1964 werd het voor
zitterschap toevertrouwd aan de technisch directeur van
Openbare Werken, ir. J.J. Fuykschot. Deze liet Jan in zijn
waarde, waardoor hij weer evenwichtig kon functioneren.
Nog slechts twee jaren restten hem. De dag waarop hij 65
werd luidde zijn afscheid in. Talrijke architecten drukten
hem de hand tijdens de op 23 december 1966 in de librije
van het Stadhuis gehouden receptie.