in die mate in Haarlem en Amsterdam voordeed, maar veel bloei was daar ook niet.6s) Voor de verklaring van deze neergang is gewezen op de toenemende concurrentie van de Engelse lakens die aan zienlijk goedkoper waren. Naast de in Leiden, Haarlem en Amsterdam in hoofdzaak gebruikte Engelse wol, waarvoor bij de wolstapel te Calais hoge bedragen neergelegd moes ten worden en die naarmate de Engelsen zelf steeds meer lakens gingen vervaardigen, ook schaarser werd, werd het in Leiden pas na 1520 toegestaan ook goedkopere Spaanse wol te gaan gebruiken.66) Ook in Haarlem was zo nu en dan sprake van het gebruik van andere wol. Maar men bleef in beide steden gehecht aan de Engelse wol. Vanaf 1547 slo ten Leiden en Haarlem overeenkomsten om gezamenlijk de wol in Calais in te kopen om zo te voorkomen dat de wol kopers van beide steden tegen elkaar uitgespeeld zouden worden door de Engelse handelaren. Nog in 1562 werd dit verdrag vernieuwd. Men haalde toen de wol in Brugge waar de Engelse wolverkopers naar toe waren getrokken nadat Calais in 1558 door de Fransen heroverd was. In 1564 sloten Leidse afgevaardigden ook namens Haarlem een overeenkomst met de Engelse kooplieden in Brugge.6?) De Leidse magistraat heeft steeds vastgehouden aan het fis caal belasten van ingevoerde wol en gefabriceerde lakens, wat het eindprodukt nog duurder maakte. In dit verband bevond de Haarlemse draperie zich in een gunstiger situa tie. In deze stad heeft het bestuur, afgezien van de jaren twintig en dertig van de vijftiende eeuw, er immers niets voor gevoeld de positie van de eigen draperie door belas tingheffing te bemoeilijken. Verder lijkt in deze tijd de be langstelling van de consument te veranderen. Meer en meer ging die zich interesseren voor een lichter en goedkoper la ken. De al lang vóór de zestiende eeuw op het Vlaamse platteland en ook in de steden daar bedreven zogenaamde saainering, zou in Leiden pas omstreeks 1570 de oude la kennijverheid gaan verdringen. Het heeft er veel van dat ook Haarlem te lang heeft vastgehouden aan de 'zware dra perie' en te weinig oog heeft gehad voor de veranderende vraag. Ten aanzien van Haarlem merken we op, dat er voldoende indicaties zijn om vast te stellen dat de uitvoer van laken ook na het vertrek van Gregorio de Ayala is doorgegaan. We wezen reeds op het blijven functioneren van de paartse ter bevordering van de verkoop naar het buitenland. We menen te mogen vaststellen dat de export naar Duitsland en het Oostzeegebied van zeer beperkte omvang is gebleven. 28

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1993 | | pagina 28