Herkomst en doorwerking
van de 'Heylighe
Patroonen..'
der dan de Utrechtse rok, want Bavo werd voorop gezet en
niet Willibrord. Naast Willibrord was ook Werenfridus een
'Utrechtse' eend in de Haarlemse bijt. Deze patroon tegen
jicht werd namelijk vooral vereerd in het Gelderse Eist
waar hij begraven was, nadat (volgens de legende) het
scheepje met zijn doodskist (Werenfridus' attribuut) daar
(en niet aan de overzijde) gestrand was. Dat ook het Noord
hollandse Wervershoof hem als patroon vereerde, ver
schafte hem een plaats op de Haarlemse kalender.
Enkele jaren geleden werd in een monografie over Saenre-
dam ,6) geopperd dat de 24 prentjes door kanunnik Joannes
Bugge eigenhandig zouden zijn vervaardigd. Daarvoor be
staat echter geen enkele concrete aanwijzing. Uit het kapit
telverslag valt slechts te concluderen dat Bugge een voor
stel deed waarover werd gediscussieerd; daarna werd hem
de uitvoering van het beslotene namens het kapittel opge
dragen. Als maker van de serie kan met vrij grote zekerheid
Jan van de Velde 11 (Delft 1593-1641 Enkhuizen) worden
gezien. Deze leerling van Jacob Matham vervaardigde rond
1630 verschillende portretgravures van overleden kanunni
ken (namelijk van Coopal, Eggius en Zaffius) kennelijk in
opdracht van het kapittel; bovendien vertoont zijn tekenstijl
veel verwantschap met de weergave van de heiligen op de
reeks van 1632. '7) Die overeenkomst is met name duidelijk
bij wat complexere voorstellingen uit de tweede serie zoals
St. Martinus en de bedelaar (afb. 3). De tekenaar/graveur
had - waarschijnlijk via Bugge - in ieder geval de beschik
king over ouder beeldmateriaal over dit onderwerp en ont
leende daaraan ook elementen. Dat geldt in ieder geval
voor de reeks van 42 gravures door de Antwerpse graveur
en uitgever Joan Baptist Vrients, welke zijn opgenomen in
Aubertus Miraeus' 'Sanctorum Galliae Belgicae imagines
et elogia..', een boek dat in 1606 te Antwerpen werd uitge
geven. Zo werd de figuur van Switbertus (tweede serie)
zonder meer daaruit gekopieerd (afb. 4). Vergelijking van
de reeks van Vrients met de bekende 'Utrechtse heiligen'l8)
van ca. 1630/1640 van Abraham Bloemaert wijst uit dat
zelfs deze zeer oorspronkelijke kunstenaar uit de Antwerp
se serie elementen heeft overgenomen.
Sommige voorstellingen uit de reeks 'Heylighe Patroo
nen..' van 1632 staan in verband met gravures van enkele
Haarlemse heiligen die Jacob Matham rond 1610 vervaar
digde. In het standaardwerk over Nederlandse en Vlaamse
grafiek door Hollstein zijn de meeste daarvan opgeno
men. I9) Het gaat daarbij om afbeeldingen van Bavo, Adel-
43