18. In de reeks is een duidelijk onderscheid tussen de gravures
van van Willibrordus en Bonifatius welke door Cornelis
Bloemaert zijn gegraveerd en aan kanunnik Joannes Wachte-
laer zijn opgedragen, en de overige tien zonder opdracht
waarop Frederick Bloemaert als graveur wordt vermeld. Om
dat Cornelis in 1630 uit Utrecht vertrok zijn Willibrordus en
Bonifatius waarschijnlijk vlak voor dat jaar ontstaan, de an
dere tien mogelijk eerst na 1640.
19. Hollstein's Dutch Flemish Etchings Engravings and
Woodcuts XI, samengesteld door F.W.H. Flollstein (Amster
dam 1955), p. 223/224 (Jacob Matham no. 128, 130, 138).
20. okm g 1515
21. Dit gegeven stamt van E.W. Moes uit een brief d.d. 13 maart
19T i aan J.J. Graaf, welke is bijgebonden in het bibliotheek
exemplaar van de Bijdragen Bisdom Haarlem, deel xxii, Ca-
tharijneconvent Utrecht.
22. Zie noot 3.
23. stee t T37; pen in bruin, penseel in bruin, met wit gehoogd,
51,8 x 39 cm; aangekocht op 26 november 1984 bij Sothe
by's Amsterdam (no. 25); Catharijnebrief no. 9 (februari
1985), p. 4/5.
24. Hollstein's Dutch Flemish Etchings, Engravings and
Woodcuts xl, samengesteld door Christiaan Schuckman
(Roosendaal 1992), p. 27-38; voor het ontstaan van de serie
in relatie tot het Haarlems kapittel zie: Paul Dirkse, 'Cornelis
de Visscher en de Iconografie van het Noordnederlands Pas
toorsportret', in: Leids Kunsthistorisch Jaarboek, vin (1989),
p. 258.
25. Göteborgs Konstmuseum Nr. 698; de 'Bavo-optie' komt uit
gebreid ter sprake in de catalogus van de Rembrandt-ten-
toonstelling 'Mastaren och Hans Ateljé' (Museum Stock
holm 1992), p. 210-213; de identificatie stamt oor
spronkelijk van Hans Kaufmann welke opvatting werd aan
gehaald en overgenomen door Prof. Christian Tümpel in zijn
Rembrandtmonografie van 1986.