koop van zijn balsem. Het rekest met de daarbij behorende
notarieel opgemaakte verklaringen werd door de burge
meesters in handen gesteld van het Collegium Medicum
om advies. Dit college oordeelde negatief zowel over de
persoon van Claes Tilly als over diens zwavelbalsem. Des
ondanks verboden de burgemeesters Claes Tilly de verdere
verkoop van zijn balsem niet. Tegenover het oordeel van
het Collegium Medicum stonden namelijk zeven door een
notaris beëdigde verklaringen van Haarlemmers die be
weerden baat te hebben gevonden bij Tilly's zwavelbal
sem. Het stadsbestuur greep daarom naar een beproefd
middel: het herenakkoord. Bij resolutie van 9 oktober 1723
verkreeg Claes Tilly derhalve de gewenste vergunning tot
verkoop van zijn balsem, al was het een tijdelijke en werd
deze beperkt tot alleenverkoop aan huis. Straatverkoop
bleef uit den boze. I0)
Omdat hij bij zijn dood in 1734 - hij werd in Haarlem be
graven op 9 februari 1734 - geen kinderen naliet, had Claes
Tilly bij testamentaire beschikking ten overstaan van nota
ris Frangois Jacob Gallé in 1734 bepaald wie zijn opvolgers
in de zaak zouden zijn. In zijn 22 bladzijden lange testa
ment van 24 januari 1734 verklaarde Claes Tilly dat door
hem is uitgevonden 't maken der alom bekende olyen, bal
sem ende tinctuuralsmede dat na zijn dood en die van zijn
vrouw het bedrijf in de familie zou blijven en in eerste in
stantie zou worden geleid door hun kleinzoon Leendert
Jonkhout. 111 In het testament werden overigens vijf fami
lieleden als universele erfgenamen genoemd, respectieve
lijk: Leendert Jonkhout; Cornelis de Koning en zijn echtge
note Lijsbeth Jonkhout; Cornelis van de Casteele en zijn
echtgenote Anna Jonkhout; Adolf Jonkhout; en Claes Tilly
Abraham Loon. Van deze erfgenamen zou eerstgenoemde,
Leendert Jonkhout, treeden in t volle besitte vande voorn,
fabricq en balsem stookerije, alsmede bewoonen ende aan
vaarden 't woonhuijs van deselve stookerije, alsmede 't
werkhuijs en erve; de andere nazaten hadden het recht om
als medewerker in het bedrijf te worden opgenomen.
Nauwkeurig werd ook de verdere opvolging vastgelegd.
Het bedrijf moest een onvervreemdbaar familiebezit blij
ven. Voorts waren in het testament bepalingen opgenomen
omtrent de salariëring van knechten en zelfs de voorraden,
die aanwezig dienden te zijn en de verkoopprijs van de pro-
dukten.
Toen Jannetje Booms op 13 november 1740 in Haarlem
begraven werd, kwam in gevolge de bepalingen van het
testament daarop in de directie der stookerij de eerder ge-
57