De concurrentiedrift leidde vijftien jaar later, in 1749, tot een hoogoplopend conflict tussen Leendert Jonkhout Tilly en apotheker Hendrik Aartsen. Zelfs zo, dat een heuse 'kwestie' ontstond, waarin het stadsbestuur zich moest mengen. Leendert Jonkhout Tilly wendde zich namelijk tot de stedelijke overheid om bescherming. Naar aanleiding van dit conflict bepaalden zij: Blijvende aan de voorsz. Hendrik Aartsen als apotheker nochtans vrij, om alle zoda nige balsems, oliën &c te maken en te verkopen, als hij zal komen goed te vinden, ook met bijvoeging van eenige be richten; mits het zelve doende op zijn eijgen naam ende de zelve voor zijn eijge gemaakte balsem, olie of tinctuur debi terende; midsgaders op de berichten zijn eijgen naam doende stellen: zonder op eenigerhande wijze te doen voor komen, als of het ware de balsem, olie of tinctuur, door den suppliant wordende verkocht. I5) En ging Hendrik Aartsen De panden Spaarne 51 t/m 59. Geheel links het huis dat in 1915 eigendom werd van de N.V. Oprechte Haarlemmer- oliefabriek v/h C. de Koning Tilly (directeur: Samuel Frank), daarnaast op nr. 53 het woonhuis van de Haarlemse houtkoopman H. Bremer Wzn., daarnaast op nr. 55 het pakhuis 'Patentolie' (eigen dom familie Dyserinck), daarnaast op nr. 57 het woonhuis van M. Schoolmeester, fabrikant van confectie en vooraan op nr. 59 het huis/bedrijf van 'Vogelpoel Noorwegen', ondernemers stoombootdienst. (Gemeentearchief Haarlem, topografisch historische atlas, collectie Luiten, circa 1908)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1993 | | pagina 61