kon worden. Vader moest daar tegen in brengen dat het
geld dat Willem zou verdienen hard nodig was. Toch sprak
hij met Paul van Liender, een oude en welgestelde vriend
van de familie, over zijn probleem, die hem zei: beeter een
dorps-schoolmeester, dan een ambachtsman. Daarom be
sloot hij het voorstel van de schoolopzieners, om Willem
tot 'adsistend', hulpje van de meester, te benoemen en hem
zo tot onderwijzer op te kweken, aan te nemen. Hij kreeg
hiertoe financiële steun van Quirinus Bouwhuyzen. Deze
ongeveer zestigjarige kinderloze man was de rentmeester
van de schatrijke doopsgezinde dame Cornelia 'Keetje'
Hodshon. Hij was zeer bemiddeld, maar leefde eenvoudig
en stond bekend om zijn milddadigheid. Deze weldoener
stelde ruim 32 gulden beschikbaar ter compensatie van het
anders verdiende loon.
In de literatuur over de geschiedenis van het onderwijs
wordt weinig aandacht besteed aan de ondermeester. Boek-
holt en De Booy weten te melden dat ondermeesters vaak
zoons van meesters waren en zowel bij hun vader als bij
andere meesters het vak leerden en daarna zelfstandig
schoolmeester konden worden. Het ondermeesterschap
diende in zulke gevallen dus als opleiding tot schoolmees
ter en sommige ondermeesters waren te vergelijken met de
latere kwekelingen. Anderen werkten echter zelfstandig,
als onderwijzers onder een schoolhoofd.7)
Voor Willem van den Huil fungeerde het ondermeester
schap als opleiding, want een formele opleiding tot school
meester was er in Haarlem toen nog niet. Uit zijn verdere
verhaal is duidelijk hoe sterk de mogelijkheid iets te leren
afhing van de schoolmeester. Er was geen controlerende
instantie om erop toe te zien dat hij meer dan het allernood
zakelijkste leerde.
Hoewel Willem in hetzelfde huis bleef bij dezelfde mees
ter, veranderde zijn leven aanzienlijk. Had hij als scholier
's morgens en 's middags twee uur op school doorgebracht,
als ondermeester waren het er heel wat meer. Hij werd ge
acht om zes uur 's morgens op school te zijn en er tot acht
uur te blijven, na een uur pauze moest hij van negen tot half
een aanwezig zijn en 's middags van twee tot zeven uur, om
tenslotte in de avonduren van acht tot half elf les te geven.
Volgens de regels moest hij, naast de lessen die hij zelf gaf,
onderwijs krijgen in onder andere schrijven, pennesnijden
en cijferen. Omdat meester Schouten meer belangstelling
had voor muziekminnend Haarlem dan voor zijn onder
meester, was het onderwijs dat Willem ontving beperkt.
Vaak werd hij alleen gelaten. De komst van een mede-on-