dermeester, Benedictus (of Dictus) van Hoogstraten bete
kende in ieder geval dat er gezelschap was in de uren dat
meester Schouten ergens in de stad muziekles gaf. Maar het
bevorderde het geconcentreerd werken niet en meer dan
eens maakte ondermeester Willem kennis met de plak.
De tijd bij meester Schouten was al met al geen gelukkige.
De 'adsistent' werd aan het overschrijven van muziek
schrift gezet. Daardoor kon hij minder oefenen in het
schoonschrift, tot groot ongenoegen van zijn weldoener de
heer Bouwhuyzen. Ook het rekenen kwam niet verder dan
'de reegel van drieën', een toen veel gebruikt boek van Bar
tjens. Volgens Van den Huil omdat meester Schouten zelf
niet veel meer had geleerd. Maar dat hij door Schouten
werd mishandeld zat hem toch het meest dwars. Volgens
zijn eigen zeggen gebeurde dit regelmatig en niet zachtzin
nig. Ook schoolkinderen werden via lichamelijke straffen
in het gareel gehouden. Dat veel van de ouders van die kin
deren niet durfden klagen had, naar Van den Hulls idee, te
maken met het feit dat de meesten van hen afhankelijk wa
ren van de bedeling en meester Schouten middelen had om
ervoor te zorgen dat de uitdeling van brood gestopt werd bij
klachten. Hoewel Willem er niet over klaagde bij zijn
ouders, ontdekte zijn moeder in het voorjaar van 1792 toch
wat er aan de hand was. Hij werd prompt van de stads
school gehaald en kwam, nog geen 14 jaar oud, bij meester
Te Veltrup terecht.
Johannes Te Veltrup was getrouwd met de weduwe van
meester Pieter Heynis, bij wie hij begonnen was als onder
meester. Later, in 1796, zou hij op initiatief van de Maat
schappij tot Nut van het Algemeen, een formele opleiding
tot schoolmeester beginnen.81 Van den Huil omschrijft hem
als een zachtzinnig persoon met een grote voorliefde voor
de wiskunde en een fraaie hand van schrijven. In tegenstel
ling tot de overvolle Stadsschool Letter b, had de particu
liere inrichting van meester Te Veltrup slechts vijftig leer
lingen, meest van deftige ouders. Willem moest, samen met
de meester, de leerlingen onderwijzen in lezen, schrijven
en cijferen. Wat betreft dat laatste waren sommige leerlin
gen de ondermeester al ver vooruit, die dan ook samen met
hen, tijdens een apart uur, les kreeg. Met behulp van de
boekjes van Strabbe maakte hij goede vorderingen.
De schooltijden bij Te Veltrup waren 's morgens van negen
tot twaalf uur en 's middags van twee tot half vijf, met in de
avond tot zeven uur les voor de meest gevorderde jongens.
Dat alleen al was voor Willem een hele verbetering, maar
daarnaast maakte de meester nooit gebruik van lichamelij-
87