De kostschoolhouder In 1807 stond er een volgende verandering voor de deur. In april van dat jaar werd Van den Huil door de familie Gilde - meester verzocht een kostganger in huis te nemen. Het hou den van een kostschool was hem echter door het stadsbe stuur niet toegestaan en daarom vroeg hij aan de Schoolcommissie of hij alsnog een kostschool kon begin nen. Dominee l'Ange, die voorzitter was van de commis sie, kreeg het verzoek onder ogen, en hoewel er in die tijd nog maar één andere kostschool in Haarlem gevestigd was, wees hij de aanvraag af. Als reden werd daarbij de leeftijd en ongehuwde staat van Van den Huil gegeven. Veront waardigd tekent Van den Hull in zijn autobiografie aan dat hij met zijn 28 jaren toch niet te jong was en dat zijn onge huwde staat niet zijn schuld was, daar hij twee keer een meisje ten huwelijk had gevraagd. Waren bovendien zijn beide (inwonende) zusters niet even goed, zo niet beter dan een misschien ieder jaar zwangere vrouw, geschikt een huishouden met kostgangers te bestieren? Van den Huil besloot zich niets van het verbod aan te trek ken en de jongen in huis te nemen. Ook het jaar daarop nam hij de beide jongste zoons van de Amsterdamse heer Graaf land als kostschoolleerlingen aan, en vervolgens een vier de, niet met name genoemde leerling. De verantwoordelijk heid voor deze vier kostgangers noodzaakten Van den Huil zijn privé-lessen op te geven: deeze aanzienlijke opoffering moest ik mij getroosten, ten einde, volgens pligt, de mij toe vertrouwde jeugd niet aan zich zelve over te laten. De kostschool werd in de loop der tijd uitgebreid tot twaalf leerlingen. Weer was een verhuizing naar een groter huis noodzakelijk. Hij kon aan de overkant voor 2800,- een pand kopen. Koop van huis en huisraad leverden, opnieuw, de nodige schulden, die langzamerhand werden afbetaald. Toen hij al bijna vier jaar de facto als kostschoolhouder ac tief was, kreeg Van den Huil een schrijven van de school commissie, met de mededeling dat hij alsnog toestemming kon vragen. Volgens Van den Hull was het vertrek van de Waalse predikant l'Ange naar Amsterdam de reden dat hij in 1811 zijn 'Acte van Admissie' verkreeg. '3) Inmiddels had Van den Hulls vroegere Groningse werkge ver De Grave zich in Haarlem gevestigd. Hij was in 1810 directeur geworden van het Instituut, een stedelijke kost school van het type Franse school, dat verbonden was met de Latijnse School, waarvan de leerlingen ook enkele les sen op het Instituut moesten volgen. 141 Lang heeft hij niet als directeur van het Instituut gewerkt, conflicten met de curatoren over de Latijnse School liepen zo hoog op dat hij 92

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1993 | | pagina 92