Spelende kinderen op de
binnenplaats van de
kostschool aan de Jansstraat.
Detail van een tekening, in
1822 gemaakt door Van den
Hulls ondermeester Gerrit
Scholten, van de Janskerk met
de binnenplaats van de
kostschool. (Gemeentearchief
Haarlem, topografisch
historische atlas)
maakte Van den Huil voor ieder van hen een 'Lijst zijnet-
werkzaamheden' voor iedere dag van de week en voor ie
der uur van de dag.
Het houden van een openbaar examen, zoals dit op de La
tijnse School gebruikelijk was, leek Van den Huil minder
doelmatig en hij hanteerde een andere methode om de
voortgang van een leerling te meten. Hij liet hen, als ze pas
bij hem geplaatst waren, in een schrijfboek voorbeelden
geven van wat ze tot dan toe geleerd hadden en bewaarde
dat, zonder correcties aan te brengen. Als de volgende zo
mervakantie aanbrak, moesten de leerlingen in hetzelfde
boek een nieuw proefwerk maken. Daaruit moest blijken of
de leerlingen er iets bijgeleerd hadden. Ook de ouders kon
den op die manier controleren of hun zoons inderdaad hun
werk deden. Zulk een examen hield ik voor het onbedriege-
lijkste en meest overtuigende. Hoewel hij weinig schrijft
over het onderwijs, besteedt Van den Huil wel enige aan
dacht aan de onderwijzers die in zijn school werkten. Door
slechte ervaringen met ondermeesters prefereerde Van den
Huil huisonderwijzers voor de verschillende vakken. Inwo
nende ondermeesters moesten zelf vaak nog bijgeschaafd
en deels opgevoed moesten worden, terwijl huisonderwij
zers meestal meer ervaring hadden en vaak vaders van
huisgezinnen waren. Nadeel was dat het onderwijs op deze