manier iets duurder werd, maar daarentegen kon men meer van hen eisen. Toch kon ook Van den Huil niet helemaal zonder onder meesters. Over een van hen is hij in het bijzonder vol lof. J.G. Scholten kwam als jongen van 14 jaar op aanraden van zijn oom, de heer Bruin, in dienst. Hoewel Van den Huil eigenlijk op dat ogenblik geen behoefte had aan een onder meester, wilde hij de vader van een jeugdmakker een vrien dendienst bewijzen. De jonge Scholten bleek een ijverige knaap, die na een paar jaar als eerste ondermeester aange steld kon worden. Twaalf jaar lang werkte hij als zodanig en Van den Huil prees zich gelukkig dat zijn leerlingen niet meerdere malen aan een ander gezicht hoefden te wennen. Op den duur ging Van den Huil hem beschouwen als gelij ke en hem ook als zodanig voorstellen aan de ouders en voogden van de leerlingen. In 1822 kwam hij met Scholten overeen dat de inmiddels tot compagnon geworden onder meester over tien jaar de inrichting zou overnemen. In 1832 stond Van den Huil inderdaad zijn school en woonhuis af voor 15.000. Scholten trouwde met de kostschoolhoude- res mejuffrouw Swaan, wat zeker in zijn voordeel was. De ouders kenden hem al en waren bereid hun zoons verder op zijn school te plaatsen. Van den Huil verhuisde met zijn zusters Elizabeth en Maria en vijf leerlingen van 16 en 17 jaar naar een huis tussen de Kruisbruggen. Na twee jaar waren ook die laatste kostgan gers vertrokken. Van den Huil zou de resterende jaren van zijn leven als rentenier en schrijver doorbrengen. Hij stierf, ongehuwd, op 7 juli 1858. Zijn carrière als kostschoolhouder is vermoedelijk in zo verre uitzonderlijk geweest, dat hij nooit getrouwd is ge weest. Zijn liefdesleven was ongelukkig verlopen. In 1802, toen hij nog huisonderwijzer was, was hij verliefd gewor den op Maria Elizabeth, dochter van de rijke notaris Kue- nen, maar zij was toen pas 18, en vond zich nog te jong om aan liefde te denken. Later werd hij verliefd op de Zwitser se gouvernante Souky Eward, die werkzaam was bij Pieter Kops, waar hijzelf huisonderwijzer was. In 1821 werd hij tenslotte hevig verliefd op een meisje dat de rest van zijn leven zijn gedachten zou bezighouden, 'Lina'. Het was Roelina Barones de Vos van Steenwijk tot den Havixhorst, die in 1831 met jonkheer Haro van der Wyck zou trouwen. Zo bleef Van den Huil samenwonen met zijn ouders en zijn zusters Elizabeth en Maria, later met Elizabeth, 'Betje', al leen. Samen met Betje voedde hij hun neef Hubert Plaatzer op, die zich later Plaatzer van den Huil ging noemen. Dank

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1993 | | pagina 96