Pas in oktober 1891 is sprake van de eerste bouwplannen.
De toenmalige architect over de werken en gebouwen der
gemeente Haarlem, Jacques Leijh, gaf in een uitgebreid rap
port zijn opvatting daarover. Helaas zijn deze eerste bouw
ontwerpen niet meer te achterhalen. Leijh begint zijn rapport
met een toelichting op het in gebruik zijnde postkantoor aan
de Smedestraat. Wat hij daarover schrijft geeft een goed
beeld over het reilen en zeilen binnen dat oude postkantoor.
Die lokatie werd in 1870 betrokken en, schrijft Leijh, iedere
Haarlemmer kende de gebrekkige inrichting die voorname
lijk veroorzaakt werd door tekort aan ruimte. In die tijd ver
dubbelde bijna de bevolking van de stad, nam handel en nij
verheid toe en ontstonden nieuwe zaken als postpaket-
tendienst en Rijksspaarbank. In het postkantoor was voor de
dagelijkse loketafhandeling een vertrek van slechts 18 vier
kante meter beschikbaar. Daarin moest van alles geschie
den, zoals de verkoop van postzegels, de afgifte van post
wissels, de verzorging van aangetekende stukken, de
behandeling van de spaarbankboekjes. Tevens deed deze
ruimte dienst als wachtlokaal voor de boden van elders en de
krantenbezorgers. Er was slechts sprake van één loket en één
behandelend ambtenaar. Het medelijden met deze collega
van Leijh spreekt uit zijn tekst als hij schrijft dat deze éne
ambtenaar zijn werk, waarbij spoed en nauwkeurigheid een
vereiste was, moest verrichten terwijl hij voortdurend werd
onderbroken door aanmeldend publiek aan dat ene loket.
Met het op de verdieping gesitueerde telegraafkantoor was
het even treurig gesteld. Ook daar was sprake van één loket
functie en één behandelend ambtenaar. Leijh laat zich dan
ook lovend uit over het initiatief van de minister om naar een
ander gebouw uit te zien en dan komt de aap ook meteen uit
de mouw. De bouwplannen betreffen slechts het aanpassen
van het bestaande gerechtsgebouw aan de Zijlstraat. Welis
waar werd in een nieuwe wachtruimte voorzien, met vol
doende daglicht en een vermeerderd aantal loketten, maar
Leijh ziet de noodzakelijke investering van circa dertig
duizend gulden verbouwingskosten bepaald niet tot een uit
eindelijke verbetering leiden. Hij somt de nadelen van het
verbouwingsplan op en wordt in zijn oordeel gesteund door
de Kamer van Koophandel en Fabrieken. Hij pleit voor een
postkantoor van grotere omvang waarvoor desnoods belen
dende percelen via onteigening moeten worden aangetrok
ken. Een gedeelte van de 11.000,-, die de gemeente boven
de ruiling van gebouwen van het Rijk had gevangen moes
ten volgens advies van Leijh daaraan worden besteed als te
gemoetkoming. Hij eindigde zijn advies met de opmerking
113