afgeleid. Ook de vertalingen in het Nederlands zijn op het tot privilegeboek gepromoveerde kladontwerp gebaseerd. Het bestaan van deze vertalingen brengt verrassenderwijs nog een aspect van de rol van de stadskeur aan het licht. In Haarlem evenals in de meeste andere Hollandse steden date ren de vertalingen eerst uit de vijftiende eeuw en later. Zeker anderhalve eeuw heeft men uitsluitend de Latijnse teksten gebruikt. Dat betekent dat de magistraat elke keer dat hij de stadskeur wilde raadplegen een beroep moest doen op ie mand die Latijn kende en bereid was de gewenste bepaling in het Nederlands weer te geven. Een en ander zal de raad pleging van de tekst zeker niet hebben bevorderd. We mo gen dan ook veronderstellen dat, ook al beschikte men over geschreven keuren, het ongeschreven gewoonterecht nog lange tijd een grote rol heeft gespeeld. In Zeeland was dat anders. Daar tekende men, zeker al sedert de late twaalfde eeuw, de keuren in het Nederlands op zodat ze voor ieder die kon lezen toegankelijk waren. Hierin weerspiegelt zich een opmerkelijk cultureel verschil tussen Holland en Zeeland. In het noordelijke deel van het graafschap drong de toepassing van het schrift in rechtspraak en bestuur in werkelijkheid aanzienlijk later door dan in het zuidelijke deel het geval was. Een derde punt tot slot betreft de kwestie van wat er, con creet en voor de burgers van Haarlem merkbaar, op 23 no vember 1245 precies veranderde. Ons bleek al dat de uitvaardiging van de stadskeur in vele opzichten de bezege ling van een al bestaande situatie moet hebben ingehouden, en dat de eenmaal uitgevaardigde keur als tekst vermoede lijk niet dagelijks werd geraadpleegd. Dat betekent echter niet dat nu ook alles bij het oude bleef en dat de verlening van de keur een betekenisloze aangelegenheid was. Wij we zen er al op dat de stadskeur voor de Haarlemmers een teken van hun stedelijke status moet zijn geweest. Wij mogen het belang van zo'n teken niet onderschatten. Een nederzetting met een stadskeur is een andere dan diezelfde nederzetting de dag voordat zij die keur ontving. Vermoedelijk was het bezit van een stadskeur vergelijkbaar met het bezit van, bij voorbeeld, een stadstoren, ook al sprong een toren natuurlijk meer in het oog dan een in de stadskist opgeborgen charter. Voor beide geldt dat de burgers zich heel wat inspanningen moesten getroosten om ze te verkrijgen. De inwoners van Haarlem hebben zich die inspanning inderdaad getroost. Met hun stadskeur zullen zij zich eerst waarlijk stedelingen hebben gevoeld. Doordat de Haarlemmers hun uitvoerige rechtsoptekening

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1994 | | pagina 16