maar puur ontactisch en hoogmoedig. Daardoor was hij met al zijn schitterende talenten, waarmee hij een groot en waar derend publiek aan zich verplichtte, toch een eenzaam mens. Na een hoog oplopend conflict met zijn orkest in 1971 liet hij ons land achter zich en aanvaardde hij een positie als hoogleraar-muziek in Pretoria. Hij werd er door zijn studen ten op handen gedragen en verrichtte - volgens vele getuige nissen - wonderen met de Zuidafrikaanse orkesten. Het gaf hem extra voldoening zich nabij Johannesburg in het Mekka van de door hem zo bewonderde edelsteenbewerking te be vinden. Na zijn pensionering teruggekeerd naar Nederland rekende hij erop in onze streken opnieuw functioneel te kunnen zijn. Hij werd echter in het kader van het toenmalige denken ten aanzien van de situatie in Zuid-Afrika als racist gezien. Henri Arends trok zich deze afwijzing van zijn persoon der mate aan, dat het hem zijn gezondheid kostte. Na een erbar melijk lijden stierf hij als een verbitterd man. Hopelijk heeft hij toch nog wel beseft, dat hij in zijn glorie rijke Haarlemse periode zeer vele muzikale hartewensen in vervulling heeft doen gaan. En dat zijn creatieve impulsen zich als een golfslag in de tijd hebben doorgezet en zo een bijdrage van blijvende waarde hebben geleverd. Joop Bartman Voor we 27 september 1994 de aula van het crematorium in 15 juli 1918—22 september Breda binnen gingen klonk het carillon van Haarlem uit de I994 geluidsinstallatie. En toen we vertrokken opnieuw carillon- muziek, ontleend aan het klokkenspel in Breda. Zo had de journalist Joop Bartman het in die laatste uitzichtsloze zes weken van zijn bewogen 76-jarig leven zelf bepaald. Voor zijn rouwkaart had hij het citaat gekozen van zijn Parool-collega Eric van der Steen: Hij weet het laat ste nieuws het eerst en schreef daar gisteren reeds over. Journalist, Haarlem, Breda. Drie bepalende trefwoorden uit zijn leven, in die volgorde ook. Frankrijk en Vakbond horen er ook bij: tijdens de crematieplechtigheid klonk een chan son over de Commune van Parijs, het gevecht van de onder drukten tegen hun gezag in 1870. Onder de collega's in de Haarlemse journalistiek gold Joop in zijn Parool-jaren (1945-47) en tijdens zijn stadsredactie van het Haarlems Dagblad (1947-1960) dan ook als 'nieuwsjager' bij uitstek. Hij koesterde die reputatie tot in het voornoemde citaat in zijn doodsbericht. Het vergaren JOHAN VAN KEMPEN 235

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1994 | | pagina 235