Ongeveer te zelfder tijd werd binnen Openbare Werken het
bureau (later: de afdeling) Monumentenzorg ondergebracht.
Het bureau werd geleid door de bekwame restauratie-des-
kundige Corneille Janssen. Fuykschot kreeg nu te maken
met deskundig voorbereide restauratieplannen, die uiteraard
ook een technisch en een financieel aspect hadden, zoals de
torens van de Grote Kerk en van de Bakenesserkerk. Hij
nam dan ook in 1967 met genoegen plaats in het bestuur van
de Stichting Restauratie Grote of St. Bavokerk.
Fuykschot voelde zich ook geheel op zijn plaats als voorzit
ter van de Haarlemse Schoonheidscommissie. Nadat in
1963 de voorzitter van de commissie, ir. Ch.C. van der Vlis,
als directeur van Openbare Werken met pensioen ging,
kreeg dit bedrijf een tweehoofdige leiding. Fuykschot werd
benoemd tot technisch directeur en hij volgde Van der Vlis
op als voorzitter van de schoonheidscommissie. Tot aan zijn
pensionering heeft hij deze functie op een bekwame manier
vervuld. Zijn optreden kenmerkte zich door tact en inzicht.
Het voorzitterschap was overigens niet altijd zo eenvoudig.
Zo ontstonden er bij de behandeling van het bouwplan van
Koningstein, de nieuwe zetel van Openbare Werken, grote
moeilijkheden met de schoonheidscommissie. Maar de
voorzitter wist op voortreffelijke wijze zijn objectiviteit te
bewaren.
Behalve dit voorzitterschap vervulde Fuykschot (naast zijn
directeursambt) nog een aantal andere functies. Zo was hij
lid van de Haarlemse Sportraad, waar hij zitting had in de
technische commissie en - als enthousiast zeiler - ook in de
watersportcommissie. Verder diende hij als bestuurslid de
belangen van de Haarlemse Vereniging voor Nijverheids
onderwijs. Daarin was hij betrokken bij de planontwikke
ling van de inmiddels al weer gesloopte Sinneveltschool.
Ter gelegenheid van zijn 40-jarig ambtsjubileum werd
Fuykschot benoemd tot officier in de Orde van Oranje-
Nassau. Bij die gelegenheid typeerde de toenmalige wet
houder van Openbare Werken, W. van Liemt, hem als een
man die naast het technische ook oog heeft voor het mense
lijke en esthetische, een man ook met zorg en bezorgdheid
voor de vele monumenten in de stad. Die niet altijd even ge
makkelijk is maar tenminste duidelijk toont hoe hij over be
paalde zaken denkt.
Op 28 december 1971 nam Fuykschot afscheid van bestuur
lijk en ambtelijk Haarlem. Zijn ambtelijk leven had zich af
gespeeld in een periode waarin de overheid in feite bepaalde
wat er in de stad gedaan of niet gedaan zou worden. In het
eind van de zestiger jaren veranderde dat; de burger kwam