9- Geëtst titelblad voor de serie 'Kennemerlandsche gezichten' uit 1739. Rechts het Huis Heemstede. Anonieme kunste naar. (Gemeentearchief Haar lem, topografisch historische atlas) Noten i. De etsen meten gemiddeld 150 x 230 mm en zijn in de regu liere oplage 1652 gedateerd. 2. J. Verbeek, Openbaar Kunstbezit 6/1962 en Antiek 8 (1974), 854-861. 3. De toegevoegde nummers B9 t/m B13 verwijzen naar de door Adam von Bartsch beschreven prenten in het eerste deel van zijn omvangrijke catalogus Le peintre-graveur, Wenen 1803- 1821. Bartsch heeft de serie een foutieve volgorde gegeven. Door de nummers B9 en bii onderling te verwisselen, ontstaat de juiste volgorde in de levensfases van een paardenleven. F.W.H. Hollstein heeft in zijn Dutch and Flemish etchings, engravings and woodcuts, ca 1450-1700, (Amsterdam 1949 e.v.) de Bartsch-nummers onder de naamletter h overgeno men. 4. Museum Boymans-van Beuningen, Rotterdam (Inv. nr. Pot- ter-2). Dezelfde paarden zijn in een afwijkend landschap door Potter in 1649 °P een houten paneel (23.5 x 30 cm) geschil derd. Rijksmuseum inv. nr. C205, bruikleen van de stad Am sterdam. Het paard met de gespitste oren is nog eens tegenzijdig op een paneel getiteld 'De paarden van de stad houder' afgebeeld. Dit schilderij is bij de aardbeving van San Francisco in 1906 verloren gegaan. (Foto r.k.d. Den Haag). Van Potters ets b-h 10 bestaan nog twee kopieën; één door J. de Claussin en een uitgave door Ottens/Hendricksen. 5. Van het titelblad bestaan twee staten. Op de eerste staat met uitsluitend het onderschrift De Mond van t Sparen 1739 is het lichtbaken op de voorgrond, dus aan de oostzijde van het Zui- der Buitenspaarne afgebeeld. Dezelfde situatie valt trouwens ook op de tekening van Boomkamp (afb. 8) waar te nemen. De tweede staat (afb. 9) vermeldt links van het hierboven ge noemde onderschrift: a Amsterdam chez Fouquet Junior, en 42

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1994 | | pagina 42