ren en zijn schepenbank overeind en zond de stad haar gede puteerden naar Hollands Statenvergadering. De nijverheid, waaraan de stad zo lange tijd haar welvaart te danken had gehad, was echter in diep verval: de lakennijverheid was geheel ter ziele; het aantal blekerijen daalde tot minder dan de helft en in de weverij van linnen en garens was de achter uitgang nog erger. Velen verlieten de stad die hun geen bestaan opleverde: tussen 1732 en 1791 daalde het aantal bewoners van 42.600 naar 20.927. Tegelijkertijd kende Haarlem echter een zekere culturele bloei: de Opregte Haarlemsche Courant gold ook buiten Haarlem als een be langrijk blad; uit 1752 dateert de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen met haar in 1777 gestichte Oeconomi- sche Tak (nu Nederlandsche Maatschappij van Nijverheid en Handel); in 1778 kwam Teylers Stichting tot stand. Gedurende vrijwel heel de tweede helft van de eeuw waren er conflicten tussen het stadsbestuur en de stadhouder. De laatste probeerde zijn greep op het stadsbestuur te vergroten door meer invloed te verkrijgen op de benoeming van nieuwe leden. In theorie had hij over de aanstelling van de Haarlemse vroedschap geen enkele zeggenschap, daar dit college zichzelf aanvulde en ook de voordracht of dubbel tallen opstelde, waaruit de stadhouder burgemeesters en schepenen benoemde. Die stadhouder had echter wel het benoemingsrecht voor allerlei lucratieve ambten en zo kon hij toch, zij het langs indirecte weg, invloed op de vroed schap uitoefenen. Als zijn vertrouwensman in de Spaarne- stad fungeerde vanaf 1775 mr. Pieter Vermeulen, die dan ook in 1782 als de allergehaatste man van geheel Haarlem gold, als sijnde een spion en aanbrenger van Willem v.2) Over het bestuur van deze stadhouder bestond niet alleen bij de Haarlemse regenten maar in zeer brede kring ontevreden heid. Men verweet hem de economische achteruitgang van het land en het rampzalig verloop van de oorlog tegen Enge land (1780-1784). Overigens bestond er bij velen uit de bur gerij ook weerstand tegen de machtspositie der stedelijke regenten. Men verweet hun meer de belangen van zichzelf en hun familie te dienen dan die van stad en land. Een theo retische onderbouwing kreeg die ontevredenheid via de ideeën van de Verlichting die ook hier aanhang vonden. De onvrede over de economische toestand en over het slecht functionerende staatsbestel leidden samen met nog andere factoren in de jaren 1780-1787 in heel de Republiek tot steeds feller tegenstellingen tussen hen die streefden naar verandering, de patriotten, en de meer behoudsgezinden die zich om de stadhouder groepeerden en als oranjegezinden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1994 | | pagina 52