landse steden, zoals Caspar Clotterbrooke jr., die in 's-Gra- venhage geboren was en die later, in 1792, zou trouwen met een nièce van G.A. Patijn, l0) en de uit Leiden afkomstige Cornelis Pieter des H.R. Rijksbaron van Leyden. Een derge lijke 'uitwisseling' van jongere regentenzoons die in hun eigen stad geen kansen hadden omdat een oudere broer de toegang tot die vroedschap versperde, kwam toen ook elders voor. Andere van buiten de Spaarnestad afkomstige vroed schappen hadden vaders die in Indië carrière hadden ge maakt. Dit gold voor J.H. Graswinckel, I. Faber van Riems dijk en L.J. Hooreman. De eerste, wiens vader opper koopman bij de voc was geweest, was in 1759 getrouwd met de Delftse patriciërsdochter Catharina Wilhelmina van Slingelandt en had zich tien jaar later in Haarlem gevestigd. Hij moet snel toegang gekregen hebben tot de Haarlemse upper ten getuige zijn lidmaatschap van het exclusieve St. Jacobsgilde en het feit dat hij na de dood van zijn vrouw her trouwde met Helena Christina Heshuysen, zuster van de vroedschap Adolf Jan. 111 Met Graswinckel vergelijkbaar is Isebrandus Faber van Riemsdijk, wiens vader het had ge bracht tot gouverneur-generaal van Oost-Indië. In het jaar van zijn benoeming tot vroedschap werd hij directeur van de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen, een jaar la ter lid van het St. Jacobsgilde. Zijn dochter trouwde in 1791 met mr. Cornelis Anthony Fannius Scholten, een neveu van Gelé Twent. I2) Of ook Librecht Jacob Hooreman zo goed thuis geraakt was in het Haarlemse is de vraag. Familieban den had of kreeg hij niet, tenzij men het feit daartoe rekent, dat een zwager van zijn zuster in het huwelijk trad met de zuster van de vroedschap H.A. Parvé. In september 1787 vroeg de toen ongeveer 42-jarige Hooreman ontslag uit de vroedschap omdat hij Haarlem verliet, hetgeen hem overi gens eerst op 2 november verleend werd. I3) Het is verleide lijk om in de drie vroedschappen met een Indische achter grond lieden te zien die hun benoeming te danken hadden gehad aan de bemoeienissen van stadhouder Willem v en zijn 'contactman' Pieter Vermeulen. Zekerheid daaromtrent bestaat er niet maar het is wel opvallend dat Graswinckel en Faber van Riemsdijk hun zetel in de vroedschap behielden bij de wetsverzetting van 1788 en dat Van Riemsdijk in 1785 bedankte voor het St. Jacobsgilde, waarvan tijdens de laatste jaren vooral patriotsgezinden lid geworden waren. '4) De positie van Hooreman is minder duidelijk: tijdens het hoogtepunt van de patriottenbeweging ontweek hij de nood zaak van kleur bekennen door afwezig te zijn en door zijn daarop volgend ontslag. 55

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1994 | | pagina 55