hebben. Tot 1761 waren dat Pieter van den Broek en Jacob Deutz, beiden zwagers van Steyn en beiden in 1761 overle den, en Van den Broeks schoonzoon Jan Frederik Parvé. Verder was de schoonmoeder van Deutz en Van den Broek, Johanna Patijn, een tante van Gijsbert Adriaan.I7) Als laatste in deze categorie is er de medisch doctor Nicolaas van Wijk de Vos. Zijn vader, eveneens arts, had zich vanuit Dordt in de Spaarnestad gevestigd. Zijn zoon was daar onder meer kapitein bij de schutterij.l8) Lid van het St. Jacobsgilde werd hij niet, als enige in de vroedschap wél van het zich van rederijkerskamer tot sociëteit ontwikkelende Trou Moet Blijcken. Blijkbaar had hij toch voldoende standing om voor een plaats in de vroedschap in aanmerking te komen. Samenvattend kan men zeggen, dat minstens twee-derde van de Haarlemse vroedschap in deze jaren uit geboren re genten bestond. Van de overigen waren er vier uit Haarlem afkomstige homines novi en hadden er drie een Indische achtergrond. Men kan de leden van de vroedschap van 1785 echter ook anders groeperen; dan blijkt dat nog slechts ze ventien a negentien van de 32 leden direct afkomstig waren uit het Haarlemse patriciaat. Blijkbaar was de import van buiten of van 'salonfahige' figuren uit de eigen stad zo niet gewenst dan toch onontkoombaar. Misschien moet men op dit laatste de nadruk leggen, want het is opvallend dat de uit het eigen Haarlemse patriciaat afkomstige of daaraan zeer verwante leden op jongere leeftijd in de vroedschap geko men waren dan de andere: gemiddeld 30 tegenover onge veer 36 jaar. I9) De politieke verhoudingen binnen deze vroedschap kunnen we goed reconstrueren uit wat er in 1787 gebeurde. Slechts van een viertal leden, C.J. Ravens, J.F. Parvé, N. van Wijk de Vos en L.J. Hooreman, weten we dit niet met zekerheid. Van de resterende 28 vroedschappen waren er acht oranje gezind en vijftien patriots. Verder waren er vijf vroedschap pen die zich kennelijk op de vlakte hielden. Volgens de ver trouwensman van Willem v, Pieter Vermeulen, waren deze vijf niet betrouwbaar, maar de stadhouder besloot in 1788 hen wel opnieuw in de vroedschap te benoemen, een benoe ming die door drie van hen echter niet aanvaard werd.201 De twee die dit wel deden waren in 1748 door Willem iv al in de vroedschap benoemd. Door het overlijden van J.F. Parvé en C.J. Ravens, en de benoeming van Hendrik André Parvé (zoon van J.F.) en Jacob Jan Cambier was het aantal patriot ten in de vroedschap van 1787 gestegen tot zeventien. Sa men met ongetwijfeld enige der in politiek opzicht onduide- 57

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1994 | | pagina 57