lijke figuren en gesteund door de patriotse pensionarissen
P.L. van de Kasteele en A. Zeeberg, konden zij het Haarlem
se bestuurscollege in 1787 een paar opmerkelijke initiatie
ven laten ontplooien. Daardoor neemt de Spaarnestad wat
betreft het binnenstedelijk optreden der patriotten een bij
zondere plaats in. Het opvallende daarbij is, dat de patriotse
meerderheid der regenten bereid bleek medezeggenschap
van de gegoede burgerij in het bestuur te aanvaarden - iets
dat voor de machtspositie van het patriciaat slechts nadelen
met zich kon brengen.
In februari 1787 had Haarlem bij de Staten van Holland het
'Haarlems voorstel' ingediend, waardoor aan de burgerij
enige invloed op de regering zou worden gegeven. 2,) Dit
voorstel was op sterke tegenstand gestuit. In eigen stad zet
ten de Haarlemse patriotten echter door en zij bereikten, dat
aan alle mannen boven de achttien jaar met uitzondering van
bedeelden, huisbedienden en vreemdelingen (waartoe ook
de joden gerekend werden) stemrecht werd verleend. Daar
toe werd de stad in zes wijken verdeeld. Elke wijk koos uit
hen die per jaar minstens 125 aan stedelijke en geweste
lijke belastingen betaalden 5 personen als kiezers. Deze (in
totaal dus 30) kiezers maakten jaarlijks de nominatie of
dubbeltallen op voor de benoeming van burgemeesteren en
schepenen, waarna de vroedschap de electie of benoeming
zou verrichten. Een soortgelijke procedure was er voor het
benoemen van leden van de vroedschap, die echter zitting
bleven houden voor het leven. Wel moest zo'n nieuw lid
- en dat was typisch een voortborduren op de bestaande si
tuatie - een recognitie van minstens 1.500 betalen voor
het door hem verkregen ambt, dat immers allerlei voordelen
bood en zeer lucratief was.
Op 13 augustus 1787 keurde de Haarlemse vroedschap dit
plan goed. Doordat er geen notulen bewaard zijn gebleven
weten we niet hoevelen er tegen stemden. Van twee is dat
wel bekend, namelijk van Jean Gijsberto Decker en Pieter
Vermeulen. Zij hebben hun tegenstem schriftelijk gemoti
veerd en later ook de eed op de nieuwe regeling geweigerd.
Deckers motieven zijn echter niet geheel duidelijk. Kwam
zijn verzet mede voort uit zijn aristocratische principes
- daarvoor zijn er aanwijzingen 22> - of was het uitsluitend
een gevolg van zijn oranjegezindheid? Bij Vermeulen staat
die vast: juist hij was Oranje's vertrouwensman in het Haar
lemse en zou in 1787-88 van advies dienen aangaande de
nieuw samen te stellen vroedschap. Dat de overgrote meer
derheid van de vroedschap vóór de nieuwe regeling was,