dat al op 19 januari, nog vóór de Franse troepen er waren. Die snelheid is niet zo wonderlijk. Zoals ook elders was ge beurd, was in de zomer van 1794 op initiatief van de oud regent Lestevenon een klein revolutionair comité gevormd, waarvan aanvankelijk alleen oud-regenten zoals Jan Her man de Lange, Jan van Styrum, Jan Willem Druijvesteijn en Jacob Jan Cambier lid waren, later ook enkele burgers, on der meer Johannes Enschedé, Koenraad Hovens en Barthe- lomeus Tersier. Zij hadden een min of meer ondergrondse revolutionaire organisatie opgebouwd,3,) die dus op die 19e januari in aktie kwam en een uit zes leden bestaande 'Com missie van Vertegenwoordigers ad interim' op het kussen bracht. Deze moest een reglement opstellen voor de te hou den verkiezingen. Alle mannen van 18 jaar en ouder kregen nu stemrecht. De stad werd daartoe in zes wijken verdeeld. In elk van die wijken kozen de stemgerechtigden vijf kie zers. Deze 6x5 kiezers kozen de 24 leden van de provisione le stadsregering, waarvan de leden twee maanden zitting hadden, dan herkiesbaar waren, en als voornaamste taak het ontwerpen van een definitief bestuursreglement hadden. Al op 21 januari werden krachtens deze regeling, die dus in veel opzichten leek op die van 1787 maar in democratisch opzicht verder ging, verkiezingen gehouden. 32) Haarlems eerste gekozen stadsbestuur was een feit. Van Bataafs tot Haarlems eerste gekozen, zij het nog 'provisionele', stads- Frans Haarlem bestuur telde 24 leden. Nieuw was dat ook anderen dan gere formeerden - wij zouden zeggen: hervormden - erin verko zen konden worden. Dat gebeurde ook. Naast zestien gereformeerden telde het nieuwe bestuur één katholiek en zeven leden uit de kringen van doopsgezinden en remon stranten. Die aantallen kwamen zeker niet overeen met de gezindteverdeling in de stad, waar de katholieken bijna 30%, de doopsgezinden 5,5% en de remonstranten minder dan 1% van de bevolking uitmaakten. Toch waren zij wel begrijpelijk. Katholieken vond men vooral onder de kleine middenstand: winkeliers en ambachtslieden, en die konden niet gemakkelijk veel tijd spenderen aan het besturen van de stad. En tijd kostte het: aanvankelijk vergaderde het stadsbe stuur vrijwel dagelijks; later werd dit drie maal per week. Daarnaast was er het werk in allerlei commissies, hetgeen ook veel tijd vergde. Overigens is het de vraag of tijdsgebrek de enige reden was. Nog in 1805 zou de commandant van de Franse troepen hier te lande, A.F. de Marmont, in een advies aan keizer Napoleon opmerken: Je connais pas parmi les catholiques d'homme vraiment capable, et probablement il 63

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1994 | | pagina 63