sera trés difficile d'y en trouver. Hij weet dit aan de achter stelling van de katholieken, die immers generaties achtereen uitgesloten waren van het bekleden van ambten en daarom ook geen opleiding daarvoor hadden ontvangen. 33) Voor de doopsgezinden, al evenzeer van die ambten uitgesloten, lag dit anders; onder hen waren er velen die rijk tot zeer rijk waren en tot de intellectuele elite van de stad behoorden. Vaak konden zij zich wel permitteren om veel tijd aan het besturen van de stad te besteden. Reeds bij het eerste provisionele stadsbestuur zien we de aanzet tot een werkverdeling, die lange tijd in stand zou blij ven. 341 In plaats van de vier burgemeesteren kwam er nu een Comité van Zekerheid dat vanaf 27 augustus 1795 Comité van Algemeen Belang ging heten. Vanaf 8 januari 1803 zou het Kamer van Wethouders genoemd worden, vanaf 20 ja nuari 1808 Burgemeester en Wethouders en vanaf 11 ja nuari 1811 Maire en Adjunct-maires. Naast dit college, dat als dagelijks bestuur functioneerde, kwam er een Kamer van Financiën, Bank van Lening en Fabricage (later in tweeën gesplitst), een Comité van Rechten, Justitie en opzicht op de Kerken, en een Directie van de Weeshuizen, Godshuizen en het Armenkantoor; verder werden commissarissen van de Kleine Bank van Justitie benoemd en commissarissen voor de inkwartiering en de verzorging van de Franse troepen met fourage, onderdak, verwarming en andere noodwendig heden. De benoeming van stadssecretarissen vormde het sluitstuk van deze organisatie, die in grote lijnen lange tijd bleef bestaan, zij het met één belangrijke uitzondering: vanaf augustus 1795 maakten zij die in het College van Justitie benoemd waren geen deel meer uit van het stadsbe stuur. 35) De periode van provisionele besturen, telkens voor twee maanden gekozen, duurde tot augustus '95. Aanvankelijk hadden zij hun handen vol aan het in gang houden van het bestuur en vooral aan het voldoen aan de eisen der Franse troepen. Daarnaast werd gewerkt aan een definitief be stuursreglement, dat op 25 juli door het stadsbestuur werd vastgesteld om vervolgens aan de stemgerechtigden ter goedkeuring te worden voorgelegd. Toen bleek dat het orga niseren van inspraak iets is dat geleerd moet worden. In een van de wijken was er zoveel kritiek waarover men eerst wilde praten, dat men er niet in slaagde tot een geldige stem ming te komen; in een andere wijk waren er over het verloop van de stemming eveneens protesten. De uitslag van de stemming in de vijf wijken waar op 30 juli uiteindelijk wel was gestemd, was bovendien negatief: 514 stemmen vóór en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1994 | | pagina 64