dane zaken in de verschillende comité's waren voorbe
reid. 38) Veel aandacht vergde de armenzorg, waarvoor extra
collectes nodig bleken. Ook baarde de voedselvoorziening
de nodige zorgen; vandaar dat de stad aardappelen inkocht
om de prijs ervan binnen redelijke grenzen te houden. Een
permanent probleem was echter de noodzaak telkens weer
Franse troepen onderdak, voedsel en andere benodigdheden
te verschaffen. En tenslotte kwamen in de raad ook herhaal
delijk de financiële problemen van de eigen stad zowel als
die van het land aan de orde in verband met steeds weer
noodzakelijke extra heffingen en nieuwe leningen.
De hiervoor geschetste organisatie van het bestuur hield
stand tot 20 maart 1798. Opvallend is dat bij elke verkiezing
de inbreng in het stadsbestuur van het oude patriciaat gerin
ger werd. Had tussen januari en augustus 1795 een twaalftal
personen uit die kring er deel van uitgemaakt, in augustus
van dat jaar daalde dit aantal tot vijf en het jaar daarop tot
twee. Nog een jaar later vond men geen enkele oud-regent
meer in het bestuur. Tegenover deze snelle daling van de in
vloed der toch in de jaren tachtig overwegend patriots-
gezinde regenten stond de snelle opkomst van de gegoede,
als regel in het bedrijfsleven actieve burgerij.39) De namen
van families als Enschedé, Hoofman, Klarenbeek, Kops,
Kuenen, Loosjes, Swaving en Van Walré, van wie verschil
lende al verwant waren aan het oude patriciaat of dat weldra
zouden worden, maken duidelijk dat de toplaag van de bur
gerij op weg was zich een machtspositie te veroveren naast
en wellicht boven die van de oude regentenfamilies. Het lijkt
niet uitgesloten, dat de opkomst van die nieuwe upper ten
samenhing met het in Haarlem heersende politieke klimaat,
namelijk een dat gematigd Democratisch en Unitaristisch
was. Zeker voor dit laatste voelden de meeste patriots-
gezinde regenten weinig of niets. Hierna wordt hierop terug
gekomen.
Door de Bataafse revolutie veranderde Haarlems positie
binnen het gewestelijk en landelijk bestuur ingrijpend. Vóór
1795 zond de stad haar afgevaardigden met een bindend
mandaat naar de vergadering van de Staten van Holland en
had het stadsbestuur dus een directe invloed op de daar te
nemen besluiten. Waar de Staten van Holland grote invloed
hadden op de besluiten van de Staten-Generaal, kon het zich
dus ook daar, zij het indirect, enigszins doen gelden. Tijdens
de patriotse beweging van de jaren tachtig bijvoorbeeld had
de Haarlemse deputatie onder leiding van de pensionaris
Pieter van de Kasteele in de Staten van Holland grote in-