vergadering van het stadsbestuur ter sprake en besloot men voorlopig de voorbereidingen voor de verkiezing van een lid van het provinciaal bestuur op te schorten. Enige dagen la ter, 3 februari, stelde het lid Cornelis Storm zijn collega's voor om, net als in andere steden gebeurd was, adhesie te betuigen ten aanzien van de nu onlangs voorgevallene ge beurtenissen en nieuwe ordre van zaaken en vrijwillig over te gaan tot het afleggen van de Verklaring van Onverander lijke Afkeer. Dat werd afgewezen. Wel stemde men in met een voorstel van de waarnemend voorzitter, de katholiek Gerrit van der Aa, om aan het nieuwe bewind een brief te schrijven waarin zou worden meegedeeld dat de publikatie van 22 januari onmiddelijk was bekend gemaakt, dat het stadsbestuur zou voortgaan met het respecteren en doen res pecteren van de decreten van het Uitvoerend Bewind, waar van men de heilrijkste gevolgen verhoopte, en tenslotte dat men zich bereid verklaarde om te allen tijde de Verklaring van Afkeer af te leggen. Van der Aa's voorstel werd aange nomen maar tegelijkertijd aangehouden tot een de volgende dag te houden extra vergadering, omdat drie leden afwezig waren. In die vergadering werd Van der Aa's voorstel op nieuw aangenomen, waarbij de drie afwezigen van de vorige dag zich van stemming onthielden omdat ze de discussie over het voorstel hadden gemist.42) De behandeling van Storms voorstel door het stadsbestuur geeft niet de indruk dat men in Haarlem laaiend enthousiast was over het nieuwe bewind. Blijkbaar was Van der Aa's voorstel een compromis tussen het voorstel van Storm, die in zijn vreugde over de staatsgreep zeker enige medestan ders moet hebben gehad, en de mening van hen die in het nieuwe bewind weinig vertrouwen stelden. Dit kan men af leiden uit wat op 19 en 20 maart gebeurde. Op die 19e werd het stadsbestuur ervan in kennis gesteld, dat het door een delegatie uit Den Haag gereorganiseerd zou worden. Dat gebeurde daags daarop: het oude bestuur werd ontbonden verklaard en een nieuw van elf leden benoemd. Ook kwam er een nieuwe secretaris.43) De samenstelling van het nieuwe bestuur was echter zeker niet revolutionair. Onder de elf waren slechts vijf nieuwelingen; van de andere zes hadden er drie al sinds 1795 zitting in het bestuur en drie sedert 1796. Zij moeten voor het Haagse bewind acceptabel zijn geweest en zullen het op 3 februari min of meer eens ge weest zijn met Storms voorstel; de tegenstanders ervan zal men moeten zoeken onder hen die nu afgezet werden. De samenstelling van het stadsbestuur dat op 20 maart 1798 aantrad, maakt iets duidelijk aangaande de in Haarlem heer-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1994 | | pagina 68