e den tot overeenstemming te komen. Voor nieuwe belastin- :t gen was vervolgens nog de goedkeuring door het departe- n mentaal bestuur vereist. Tenslotte had de raad, zij het indirect, nog een belangrijke it bevoegdheid doordat hij de nominatie mocht opstellen voor n de benoeming van de hoofdofficier of schout, en diens it onderschout en 'dienaars van justitie' zelf aanstelde en be lt taalde. Verder had hij invloed op de samenstelling van de Schepenbank, die echter, eenmaal door de raad benoemd, n het recht van coöptatie had. Ook mocht de raad de leden van e de Kleine Bank van Justitie benoemen. Er was dus wel enige i- scheiding tussen bestuur en rechtspraak, maar volledig was n deze niet.55) Daarbij komt nog dat men bij al deze instellin- n gen mensen uit dezelfde groep tegenkomt. Het reglement n was ontworpen door J.G. Decker, J.W. Druyvesteyn, i- K. Hovens, W. Jager en A. van Zeebergh; met uitzondering ;t van Hovens behoorden zij allen tot het oude patriciaat. In de 1, schepenbank werden D.J. Canter Camerling, H.A. Cromme- lin, D. Donker van der Hof, Chr. Wijnand Hubrecht, P.N. 8 Quarles, J. Schouten en G.A. Vermeulen benoemd; weer op d één na allen uit het oude patriciaat. In feite had dit dus op is nieuw de sleutelposities in de stad in handen. Eén ding moet n men deze patriciërs echter toegeven: zij waren er niet op uit zich aan de stad te verrijken: het honorarium voor het raads- 'i' werk bedroeg too per kwartaal. Gezien het vele werk - de d Kamers vergaderden drie maal per week en daarnaast waren d er de raadsvergaderingen - een behoorlijke maar zeker niet i- overdadige beloning. Hier ligt dus een der eerder genoemde k verschillen met de situatie vóór 1795. n Feitelijk vormde de bestuursregeling van 1803 een compro- I- mis tussen de federalistische en de unitaristische opvattin- gen, zoals men die in de jaren 1795-1801 getracht had te Is realiseren. Van directe Haarlemse invloed op het geweste- >r lijk- of landsbestuur was geen sprake meer, evenmin van een r- volstrekt zelfstandig Haarlems belastingbeleid. Strikt intern :r was de stad nog in hoge mate zelfstandig. In democratisch t- opzicht was er vergeleken met de situatie sinds 1795 echter g sprake van een duidelijke achteruitgang. Wel was de rege- n ling van het stemrecht nog vrij ruim en vrijwel gelijk aan die >r sinds 1798; het ontbreken van openbaarheid bij de raads- e vergaderingen en de zeer grote zeggenschap van de gegoede burgerij over de stedelijke financiën vormden samen met de 1- vrij lange zittingsduur der raadsleden echter een zeer wezen- 1) lijke beperking van de volksinvloed. r- 73

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1994 | | pagina 73