dan nog slechts voor het vaststellen van de begroting, het nazien van de jaarrekening of het maken van een voordracht voor enige benoemingen. In feite was het lidmaatschap van de vroedschap, een kwart eeuw tevoren een eervol en be langrijk ambt, tot een sinecure geworden. Dat Haarlem hoofdplaats werd van het departement Amstelland, een der twee departementen waarin Holland was verdeeld, en dat de tot ridder van de Orde der Unie verheven Haarlemse oud regent Jan van Styrum er landdrost was geworden, was in wezen een schrale vergoeding voor de zo gedaalde beteke nis van de Spaamestad. Overigens zou Haarlem de functie van departementshoofdstad bij de inlijving van ons land bij Frankrijk, in 1810, weer verliezen. Na het herstel van de on afhankelijkheid zou het krachtens de grondwet van 1814 echter opnieuw provinciaal bestuurscentrum worden.6o) De inlijving van ons land bij Frankrijk krachtens keizerlijk decreet van 1 o oktober 1810 betekende voor Haarlem, dat de betekenis van het stadsbestuur tot het uiterste minimum werd gereduceerd. Curieus genoeg werd dit bestuur, dat nu 'municipale raad' ging heten, tot 30 leden uitgebreid: hoe minder betekenis, hoe groter omvang! In feite was alle macht geconcentreerd in handen van de maire. Hij presideerde de raad wanneer deze vergaderde over de begro ting en de rekening. Wat dat vergaderen inhield, wordt ech ter onduidelijk wanneer men leest dat de maire ook voor deze onderwerpen verantwoording schuldig was aan de pre fect van het departement. De maire had verder de zorg voor de administratie, waarbij hij desgewenst de adjunct-maires kon inschakelen,60 en was tenslotte de man die door de pre fect van het departement gebruikt werd om de talloze orders van hogerhand te doen uitvoeren. Erg aantrekkelijk lijkt het ambt niet geweest te zijn, gezien de snelle wisselingen onder de bekleders ervan. Mr. Willem Jager, burgemeester sinds 1810, trad in 1811 af; zijn opvolger, Adolf van Wickevoort Crommelin, hield het nog in hetzelfde jaar voor gezien, waarna Willem Philip Barnaart, Chevallier de l'Empire, maire werd en het tot november 1813 bleef.62) Van één zorg waren de maires en hun voorgangers, de burgemeesters, sinds januari 1808 bevrijd: de zorg voor de openbare orde berustte sinds die datum bij de hoofdschout, sinds 1810 commissaris van politie geheten, die in ieder geval vanaf 1811 rechtstreeks onder de onderprefect van het arrondisse ment Haarlem, mr. Ewout van Vredenburch ressorteerde. Merkwaardig bij dit alles is dan nog dat er blijkbaar een voorkeur bestond om voor dergelijke toch niet onbelang rijke ambten mensen te kiezen, die zeker in de ogen van de 75

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1994 | | pagina 75