bestaande vorm deel gaan uitmaken van de grondwet. 69) Wel kreeg elke stad een eigen reglement, maar in grote lij nen waren al de stedelijke reglementen met uitzondering van de omvang van raad en kiescollege en van het bedrag der census gelijk. 70) In de eerste helft van de vorige eeuw zijn er twee series reglementen geweest, een van 1816 en een uit 1824. Van beide kan men zeggen, dat daarin een middenweg werd bewandeld tussen wat tijdens de Repu bliek gebruikelijk was geweest en dat waarmee sedert 1795 was geƫxperimenteerd. Volgens het reglement van 5 november 1815, dat in januari 1816 van kracht werd, had Haarlem dus een stadsbestuur van 24 leden onder wie vier burgemeesters. Deze werden door de koning uit de raadsleden benoemd. Jaarlijks was een van hen aftredend maar terstond herbenoembaar. Daartoe diende de raad een voordracht van drie aan de koning voor te leggen. Raadslid kon men worden als men voldeed aan de eisen die gesteld werden voor verkiesbaarheid in het kies college. Overigens geschiedde de eerste benoeming der raadsleden door de koning, een herhaling van wat Schim- melpenninck en Lodewijk Napoleon gedaan hadden. Een raadslid had zitting voor het leven. Vacatures in de raad wer den vervuld door een kiescollege dat op zijn beurt gekozen werd door stemgerechtigden. In het kiescollege konden al leen mannelijke Haarlemmers gekozen worden van 25 jaar en ouder, die minstens 75 aan directe belastingen betaal den, patentbelasting niet meegerekend. De achttien leden van het kiescollege hadden drie jaar zitting; jaarlijks trad een-derde af maar was herkiesbaar. Om stemgerechtigd te zijn moest men mannelijk inwoner van Haarlem zijn, minstens 23 jaar oud en, weer afgezien van de patent belasting, voor 30 of meer aan directe belasting aangesla gen worden. 71) Hoeveel waarde er aan deze voor die tijd hoge census gehecht werd, blijkt wel uit het feit, dat een weduwe die aan de censuseis voor stemrecht of verkiesbaar heid voldeed, haar stem aan een meerderjarige zoon kon overdragen. Dat alleen mannen stemrecht konden hebben en verkiesbaar konden zijn, werd zo vanzelfsprekend geacht, dat dit nergens in het reglement vermeld wordt en alleen uit die bepaling blijkt. In de loop van 1823 werd gewerkt aan een herziening van de reglementen van 1816. De reden voor deze herziening was dat er in Maastricht onduidelijkheden waren gebleken in zake de bevoegdheden van het stedelijk bestuur. Mede daarom wenste de koning meer greep te krijgen op de benoe ming van burgemeester en wethouders.72) De nieuwe editie

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1994 | | pagina 78