van de raad. Om kiesgerechtigd te wezen diende men een
mannelijk inwoner van Haarlem te zijn, minstens 23 jaar
oud, en 25 per jaar te betalen aan directe belastingen,
patentbelasting nu inbegrepen. Verwantschap tot en met de
tweede graad met de voor zes jaar door de Kroon benoemde
burgemeester of met andere raadsleden was verboden.
Gemeenteambtenaren, geestelijken, onderwijzers en militai
ren in actieve dienst konden geen raadslid zijn. Een belang
rijke vernieuwing was ook dat de raadsvergaderingen, afge
zien van een enkele uitzondering, voortaan openbaar
moesten zijn. Die bepaling werd echter in Haarlem op grote
schaal ontdoken doordat men name burgemeester Iordens
een opvallend grote voorkeur had voor vergaderingen met
gesloten deuren.871 Het verhaal gaat bovendien dat raadsver
gaderingen eigenlijk overbodig waren, omdat alle zaken te
voren geregeld waren in de Haarlemse sociëteit Trou Moet
Blijcken. Men mag zoiets aan kwade tongen toeschrijven,
een feit blijft dat in I871 alle raadsleden op één na lid van
Trou waren. Zij zullen er ongetwijfeld wel eens over stads-
zaken gesproken hebben. Daarmee had Trou de functie
overgenomen die, zij het in mindere mate, een eeuw eerder
door het veel exclusievere Sint Jacobsgilde was vervuld.88)
Krachtens de wet had het gemeentebestuur de taak mee te
werken aan de uitvoering van de landswetten. Daarnaast had
het de bevoegdheid om zelf de interne zaken van de stad te
regelen, zij het onder enige controle door hogere bestuurs
organen. Die controle was nauwkeurig omschreven: goed
keuring van Gedeputeerde Staten was vereist voor de begro
ting, de jaarrekening en een aantal financiële transacties,
voor het instellen, veranderen of afschaffen van jaarmarkten
en gewone marktdagen. Naast deze goedkeuring vooraf was
er de controle achteraf door Gedeputeerde Staten, of door de
raad vastgestelde plaatselijke verordeningen niet in strijd
waren met de wet of het algemeen belang. Meenden zij dat
dit het geval was, dan konden zij deze verordeningen bij de
Kroon voordragen voor vernietiging. Een laatste maar zeer
belangrijke inperking van de gemeentelijke zelfstandigheid
was gelegen in het feit dat toestemming van de Kroon ver
eist was voor het invoeren, wijzigen of afschaffen van plaat
selijke belastingen. Hoe terecht deze bepaling op zich ook
was, er school hierin een gevaar voor de gemeentelijke auto
nomie dat op den duur maar al te ernstig zou blijken. Over
het geheel genomen had de zeer precieze omschrijving van
al die beperkingen echter juist tot gevolg dat het stadsbe
stuur nu veel zelfstandiger kon gaan optreden dan voorheen.