Willem van Assem, die helemaal aan het einde van de eeuw
leefde en wiens naam we tegenkomen in de jaren 1788-
1798. 131 Kennelijk is de vermenging van deze beide beroe
pen reeds in de zeventiende eeuw of eerder ontstaan.
Een interessant gegeven met betrekking tot het onderscheid
binnen het beroep van de stoelenmakers geeft het vinders-
boek van het St. Lucasgilde, als daar in 1776 de vraag wordt
gesteld welke stoelenmakers er lid dienden te zijn van dit
gilde: allen die stoelen maakten, of alleen zij die stoelen
draaiden op de draaibank? 141 Het antwoord is helaas niet te
rug te vinden in de Haarlemse archivalia. Wel blijkt hieruit
dat men in de tijd zelf in theorie wel een onderscheid zag
tussen stoelenmakers en de stoeldraaiers. Een advertentie
van de stoelenmaker Anthonie de Jongh die in I792 een
stoele-maakersknegt zocht die moet kunnen draayen en op
maken, I5) bevestigt ons vermoeden dat in de praktijk dit on
derscheid niet zo lijkt te hebben gefunctioneerd.
Er worden in de bronnen diverse soorten stoelenmakers ge
noemd, zoals de Engelse, de Franse en de Spaanse stoelen
maker. Dit waren veelal modieuze benamingen die in de
praktijk waarschijnlijk geen gevolgen hadden voor de ma
nier van werken en evenmin wijzen op duidelijk verschillen
de produkten.
In oktober van het jaar 1706 blijkt dat er bezwaren beston
den tegen de toen geldende meesterproef voor het stoelen-
makersgilde. Uit protest tegen de zijns inziens verouderde
proef legde de stoelenmaker Jan Gijsbert Blockert de proef
af door het maken van een kinderstoel en een driestal. Zijn
protest werd gehonoreerd door de stedelijke overheid, die,
na eerst de deken en vinders van het stoelenmakersgilde te
hebben geraadpleegd, de proef goedkeurde.,6) Helaas zijn er
van het stoelenmakersgilde weinig gegevens overgebleven,
zodat de zaak niet geheel duidelijk is. Wel blijkt uit de keur
van het gilde uit 1709 dat de proef vastgesteld werd op een
kromme leuningstoel en een driekant besloten kerkstoel, dus
niet wat Jan Gijsbert had gemaakt. I7> De mogelijkheid be
staat overigens dat de proef zoals die in I7°9 werd vastge
steld dezelfde was als die waartegen Jan Gijsbert protes
teerde, aangezien een proef vaak over zeer lange tijd
ongewijzigd bleef.
Stoelenmakers en stoeldraaiers hadden soms neven
beroepen. Zo was Willem de Bruyn in 1775 naast stoelen
maker ook nog beeldhouwer en Frans Elout wordt naast
stoeldraaier ook nog vermeld als stoelenmatter.
In het stoelenmakersgilde waren naast de stoelenmakers ook
de blokkenmakers en de wieldraaiers vertegenwoordigd. Dit