Schrijnwerkersproef, zeven
tiende eeuw. (Gemeentearchief
Haarlem, topografisch histori
sche atlas)
een kopbint en een trap. Uit de keur valt niet af te leiden
welke aspirant-meesters welke proef dienden af te leggen,
maar waarschijnlijk was de eerste proef voor de schrijnwer
kers en de tweede voor de timmerlieden. In het gildearchief
bevinden zich eveneens - helaas ongedateerde - afbeeldin
gen van de twee proeven.22) De bijschriften luiden: Timmer
mans proeff en Kistemaeckers ofte schrijnmakers proeff.
Hoewel het hier vermoedelijk gaat om tekeningen die beho
ren bij de proef van 1678 (of 1663?), bevestigen zij het ver
moeden dat de schrijnwerkers en timmerlieden elk hun
aparte proef hadden.
Het werkgebied van de kistemaekers is uitvoerig beschre
ven: 23) zij mogen maken alderhande binnenwerken in de
huizen ook alle schrijnwerkers huisraad, te weten kaste, ta
fels, kisten, thresoren, racken, montelhouten, ledekanten,
lessenaers en wat verder aan sulck husraet dependeert. Ook
mogen zij de navolgende werkzaamheden verrichten: zol
ders eieren met effen schot of tussen de balken in, lijsten aan
daken, wulfsels in kamers of gaanderijen van wagenschot of
ander hout (deze lijsten mogen echter niet dikker zijn dan
twee duim). Effen schotten mogen zij eieren met of zonder
lijm over hoecke afgestuyekt. Daarnaast is het hun toege
staan om te maken: allerhande schou-mantels, bedsteden,
bottelenen, spinten, vaste kasten, thresoren zoo in muren als
anders de selve oock te eieren met lijsten pylasters &c. Al
lerhande cosynen als deurkruys en bol cosyn e.a. cosynen
mitsgaders deuren binnenshuis 't zij effen gelijmt of met
paneelen. Tenslotte wordt er in de keur van het
timmermansgilde uit 1678 het volgende genoemd:mogen
ook schrijnwerk maken buitens huis die los staan of hangen,
zoals rouwborden, lantmeters o.id. borden die normaal ook
104