Stoel van het Hofje van Oor
schot: 24-09-1791: Aan Jacob
Verkouw, stoelemaker te Leyde
voor agt stoelen door regenten
betaald tot nagedachtenis aan
de overledene voor rekening
van haare nalatenschap aan te
kopen fl. 115(Gemeente
archief Haarlem, Hofje van
Oorschot inv. 481, foto auteur)
stoelenmaker betaalde. Het Hofje van Oorschot kocht in
1791 te Leiden bij de stoelenmaker Jacob Verkouw ses
ovale mahonyhoute stoele, van agter gevuld met groen en
wit trijp (deze stoelen zijn thans echter niet meer voorzien
van de originele bekleding) en 2 dito met armleuning. De
familie Fabricius schafte zich in 1737 bij Willem van Borck
een kackstoel met kussen voor 5,4,- aan. 40) Willem
Honoré, die vermoedelijk stoelenmaker of -draaier was,
leverde in 1778 aan Teylers Stichting een dosijn mahohny
antique franse stoelen met hol gewerkte ruggen en 5
gesnede hlaatjes rug en zitting gevult en met agt carmosijn
fijn gedrukt trijp en antique engelse spijkers bekleed. 4I)
Voor deze moderne stoelen betaalde men toentertijd 16
per stuk.
Bij de vele stoven die in de loop der jaren door het gerefor
meerd weeshuis werden gekocht, werden in 1770 de bijbe
horende testen aan aparte leveranciers afgerekend, waarbij
het weeshuis circa 80 gulden betaalde voor ruim 200 stoven
en 5 gulden voor de vele bijbehorende testen. Overigens is
aan de rekeningen van deze instelling duidelijk te zien dat in
de loop der jaren slechts een beperkt aantal stoelenmakers
(en stovenmakers) leveranties deed aan het weeshuis. Men
werkte dus met vaste leveranciers. Slechts af en toe week
men van dit beleid af.
Niet alleen meubelmakers hadden het recht om meubelen te
verkopen, maar ook uitdragers en kramers. Zo verkocht de
uitdraagster Jannetje de Joncker in 1732 6 groene bekleede
stoelen en schabellen voor 20. Deze prijs doet vermoeden
dat het hier tweedehands meubelen betreft (ter vergelijking:
elf jaar eerder koopt het oude mannenhuis zes tweedehands
Spaans leren stoelen voor 16). Het is echter zeer wel mo
gelijk dat uitdragers en kramers ook nieuwe meubelen ver
kochten. Zo is in de keur van het stoelenmakersgilde uit
1709 vermeld dat alleen meesters van dat gilde stoelen en
ander gedraaid werk mochten verkopen, maar dat kramers
zich in het gilde konden inkopen. 42) Ik heb geen contempo
raine omschrijving van het begrip kramer kunnen vinden,
maar ik ga er van uit dat de term zich in de loop der tijd wei
nig heeft veranderd en dat het hier rondtrekkende hande
laren betrof zonder winkel (zo werd de stovenmaker C. van
Starkenburg ook in het comansgilde ingeschreven als kra
mer). Wat betreft de uitdragers zijn we beter geïnformeerd:
dit zijn personen die uytdragery houden en eenige goederen
met strooiinge voor de deur te koop zetten.43) Het aantal uit
dragers in Haarlem was beperkt: In 1750 werd het maxi
mumaantal bepaald op 50, 441 in 1785 op 30. 45) Voor de in-
109