koop van hun goederen konden zij wekelijks terecht van
io.oo tot 15.00 uur op de vendue in 't Pand die alleen voor
hen toegankelijk was.4<5)
Van meubel loterijen, zoals die in Amsterdam plaatsvonden
gedurende de achttiende eeuw, 47) heb ik in Haarlem geen
enkel voorbeeld kunnen aantreffen.
Het was meubelmakers van buiten de stad, op straffe van
verbeuring van hun goederen, verboden om hun waren in
Haarlem te verkopen. 48> Hierop waren echter uitzonderin
gen: zij mochten dit wel doen indien hun goederen niet in
Haarlem werden geproduceerd. Om dit te kunnen bewijzen,
had de buitensteedse handelaar een zogenaamd biljet van
consent nodig; dit diende hij te kunnen overleggen in geval
van controle door stedelijke ambtenaren. Uit de rekeningen
blijkt dat in Haarlem regelmatig bij buitensteedse meubel
makers werd besteld. Zo betaalde het Hofje van Staats in
maart 1739 aan Egbert la Grange te Amsterdam voor twee
dozijn stoelen 220 en aan Pr. Apostool en Warnar Willinck
voor het trijp waarmee de stoelen waren bekleed 40,16,-.
Dertien dagen later worden ook de bestelders vant amster-
damsche veer betaald voor het dragen van de stoelen:
fl. -, 11,- Ook het Hofje van Oirschot betaalde in oktober
1791 aan een buitensteedse stoelenmaker (Jacob Verkouw
uit Leiden): ses ovale mahonyhouten stoelen en van agter
gevuld met groen en wit trijp, stuk fl. 13,10 fl.81,- en
twee dito met armleuning, stuk fl. 17,- ,- fl.34,—. Het Prove
niershuis kocht in de jaren 1711-1715 24 stoelen bij de
Leidse stoelenmaker Antony Hoes voor een totaal bedrag
van 77,20,-. Ook van andere panden in de Noordhollandse
hoofdstad is bekend dat deze zijn gemeubileerd met behulp
van buitensteedse lieden, zoals bijvoorbeeld het huis
Hodshon aan het Spaarne (ca. 1795), 49) en de Kopskamer
aan de Nieuwe Gracht (ongeveer dezelfde tijd, thans in het
Rijksmuseum).50)
Het gilde klaagde dat de regels tot beperking van handel
door personen buiten de stad werden overtreden en boven
dien niet ver genoeg gingen. Deze klachten werden overi
gens niet altijd in het voordeel van de Haarlemse ambachts
lieden beslist blijkens een burgemeestersresolutie uit 1736:
9-6-1736 is gelesen de requeste gepresenteerd bij de
stoelemakers binnen deze stad, versoekende dat op sekere
poene moghe werde verboden aan alle en ijgelijk binnen
deze stadt uit te brengen of te laten uitbrengen eenige ge
verfde, gewouwde, gepolijste en diergelijke andere gemeene
soorten van stoelen buyten deese stadt gemaekt so binnen
als buyten dese provintie, waarop zijnde gedelibereerd ende