Betsy Hoogstraten-van
Hoytema op 4 augustus 1893
in Zandvoort. (Universiteits
bibliotheek Amsterdam,
handschriftenafdeling)
Betsy van Hoogstraten-van Hoytema, dan begin veertig, en
haar vier nog jonge kinderen, Carry, Mary, Sammy en
Willy, die bedoelt hij. Van Eeden had Betsy waarschijnlijk
in Amsterdam, in zijn psychiatrische praktijk, leren kennen
(dominees en artsen zijn gevaarlijk goedje voor de vrouwe
lijke ijdelheid, zegt zij later). In de tijd waarover Van
Deyssel spreekt hebben zij al jaren een hartstochtelijke ver
houding. Dat begon op 13 februari 1889, als een levenden
droom En juist als in een echten droom, ik kan niemand
verklaren wat nu de zaligheid was - het was alles heel ge
woon ik at in Utrecht bij een lieve vrouw met vier mooie
kinderen. Toen ging ik wandelen met die vrouw en die kinde
ren in de lichte stadstraten met een fijne jachtsneeuw... en
toen gingen wij thuis theedrinken en ik las daar verzen voor
[de 'Mei' van Gorter] En den dag erna, dezen dag is een
stil gestadig voortpeinzen over de wonderen van den droom.
Maar zo sereen kan het niet blijven; de liefde voor de meer
dan tien jaar oudere Betsy gaat zijn leven beheersen. Eerst
nu voel ik wat hartstochtelijke liefde is Het is een lange,
uitputtende worsteling. Een voortdurend begeren en niet
122