willen, wenschen en verwenschen. Beiden zijn zij getrouwd.
Haar echtgenoot beschrijft hij als een ferm man, een
gentleman, ouderwetsch rechtschapen, sterk van karakter,
eerlijk en ridderlijk. Alleen wat klein. Maar zijn vrouw
Martha reageert grootmoedig op zijn buitenechtelijke liefde:
Een van mijn liefste wenschen der laatste maanden is ver
vuld. Het bleek dat mijn vrouw alles lang vermoedde De
avond waarop ik alles uitsprak, waarop zij mij troostte ter
wijl ik snikkend voor haar lag was onbeschrijflijk mooi.
Van 1889 tot 1899, de jaren van roodgloeiende somberheid,
vormt zijn liefde voor de onberekenbare en pathetische,
maar ook geestige en levendige Betsy zijn voornaamste
bron van inspiratie. Voor en over haar schrijft hij de dicht
bundel 'Ellen', de roman 'Johannes Viator', het drama
'Lioba' en grote stukken uit 'Van de koele meren des
doods'. Gewoon is hun liefde niet; zij beminnen elkaar pla
tonisch en literair lijkt dat heel plausibel. In Johannes Viator
bekent de hoofdpersoon zijn geliefde het lijfleven te haten en
slechts in hooger zielesfeer te willen zijn. Later, in 1901,
publiceert Van Eeden zijn gedichten uit de jaren '80 tot '98
onder de titel 'Van de passielooze lelie'; de bundel bevat
onder meer ook twaalf sonnetten voor Betsy en opent met
het beroemde gedicht 'de waterlelie':
Ik heb de witte water-lelie lief,
daar die zoo blank is en zoo stil haar kroon
uitplooit in 't licht.
Rijzend uit donker-koelen vijvergrond,
heeft zij het licht gevonden en ontsloot
toen blij het gouden hart.
Nu rust zij peinzend op het watervlak
en wenscht niet meer
Elders beschrijft hij wat er gebeurt als iemand op die bloe
men toegaat om ze te hebben, te bezitten hij trekt ze naar
zich toe en er komt dan een lange, rolronde, bruinige
steel te voorschijn, slap, nat en lam ik wil niet weten hoe
die steel is, hoe zij vastzitten in de modder, hoe zij gevoed
worden door de zwarte grond de lange, lelijke stengel
die diep wortelt in de donkere onbewustheden van mijn
wezen.
Dit soort liefde - het verlangen voorbij - dat hem als schrij
ver inspireert, dat in de literatuur en in de beeldende kunst
van het fin de siècle zo modieus is en waartoe hij zich van
wege zijn huwelijk meent te moeten beperken, betekent in
de praktijk een kwelling. Hij spreekt van smart, strijd en
schuld en van vreselijke martelnachten waarin hun stand
vastigheid zwaar wordt beproefd.
123