als het uitgesproken middelpunt, niet alleen van de stad,
maar van het gehele omringende landschap.
Een zelfde tendens naar monumentalisering van het kerkge
bouw als onderdeel van een strategie van stedelijke repre
sentatie, zien we ook bij de weergave van onderdelen van
het gebouw, zoals die van het interieur. Toen Pieter
Saenredam in 1636 een gezicht tekende op de noordelijke
kooromgang, legde hij het blikpunt van de beschouwer on
geveer een halve meter lager dan in werkelijkheid, waardoor
de massa van de kolom op de voorgrond tot schier megalo
mane proporties kon worden uitvergroot. Een effect dat niet
alleen verband houdt met Saenredams problemen met zuiver
centraalperspectivische constructies, maar dat hij bewust
creëerde en nog accentueerde door de toevoeging van het
minuscule figuurtje van een zittende vrouw aan de voet van
het basement. De sterk overdreven proporties van het base
ment en met name ook het loslaten van de 'menselijke maat'
zijn bouwkundige effecten die Saenredam niet zelfheeft be
dacht maar die deel uitmaken van de symboliek van het laat
middeleeuwse kerkgebouw. Tot diep in de eerste helft van
de zeventiende eeuw werden dergelijke architectonische
overdrijvingen kennelijk nog begrepen als vanzelfsprekende
tekens van stedelijke retoriek. Het is dan ook waarschijnlijk
dat de zeventiende-eeuwse schilders, tekenaars en graveurs
in hun streven naar monumentalisering van het kerkgebouw
zowel in zijn stedebouwkundige verschijning als in de
bouwkundige detaillering, op picturale wijze vorm gaven
aan een tendens die op nadrukkelijke wijze in de architec
tuur van de middeleeuwse stads- en parochiekerken zelf al
besloten lag.
Ruysdaels 'Haerlempjes' De fascinatie voor de St. Bavo als fysiek èn symbolisch mid
delpunt van de stad kreeg in 1641 ook een stedebouwkun
dige dimensie in het plan voor uitbreiding van de hand van
de schilder/dichter en architect Salomon de Bray. Die wilde
de toekomstige uitleg van de stad op harmonieuze wijze la
ten aansluiten op de oude stad. Met het oog daarop vervaar
digde hij een globale opmeting van de stedelijke platte
grond. Vervolgens prikte hij de punt van zijn passer in het
hart van de stad - op de kaart aangeduid als de St. Bavoos
Domkerck-en trok van daaruit een cirkel met een straal van
270 roeden, waarbinnen hij een regelmatige zestienhoek
construeerde. Bij uitvoering van De Bray's stedebouwkun
dig plan zou de toekomstige uitleg van de stad uiteindelijk
leiden tot een ideale, naar de cirkel neigende stads
plattegrond waarvan de Grote of St. Bavokerk het mathe-
12