seweg, moet Bauer voor de derde keer in vier jaar tijd een
huis voor haar bouwen. Maar waarschijnlijk heeft hij het te
druk, en bovendien is hij ziek. Want terwijl zij in Walden
soberheid heeft geleerd, haar financiële armslag minder
wordt en ze nu zelfs kleiner gaat wonen (haar jongste is
sinds oktober het huis uit), tekenen er twee architecten voor
het ontwerp van Duinweide. Onder Willem Bauer, Bussum,
staat Theo Rueter, Blaricum.
De zesentwintigjarige Rueter architect van landelijke
bouwkunst noemt hij zich later) komt oorspronkelijk uit
Haarlem, heeft na de ambachtsschool bij een architecten
bureau gewerkt en is lid van de Internationale Broederschap
in Blaricum. Deze Broederschap beheert een christen-anar
chistische kolonie die met Walden betrekkingen onder
houdt. De Blaricumse kolonisten wonen in kleine landelijke
huisjes, veelal van hout. Zij leven van de opbrengst van een
tuinderij, een bakkerij en een drukkerij. Op van de kolonie
gekochte grond bouwt Rueter in deze periode ook voor zich
zelf een houten huis (nu Noolseweg 25) waar hij tot zijn
dood in 1963 zal blijven wonen. In de nadagen van de
huttenbouw, in 1911bouwt hij het Schoofje (nu Noolseweg
53) voor Adriaan Roland Holst. Deze heeft een zwakke ge
zondheid en krijgt van zijn vader een jaargeld en een houten
huisje (je hebt geen idee hoe buitengewoon beminnelijk 't
eruit ziet, schrijft hij zelf). Maar dat is pas later, in de tijd dat
men daar in het Gooi terreinen volgebouwd had met mo
derne hutjes, waarin men, hutje bij mutje, allemaal samen
de eenzaamheid zocht, zoals Annie Salomons het schamper
heeft beschreven.
Geen wonder dat Rueter wordt ingeschakeld bij de bouw
van het houten Duinweide. In de nog stille duinen bij Bent
veld verrijst Betsy's 'allerliefste huisje', een mengeling van
elementen van haar eerdere villa's (zoals het overdekte bal
kon en de haaks op de rooilijn geplaatste voorgevel) en van
de sobere, licht geschilderde bouwsels van beide Gooise ko
lonies. Nog tijdens de bouw bedenkt zij zich; het huis wordt
een meter langer dan in de bouwtekening (en in de construc
tie!) was voorzien. En het is haar eerste huis zonder badka
mer; in de bijkeuken, bij de pomp, komt een zinken bad.
Identificeert zij zich met Hedwig, de hoofdpersoon uit 'Van
de koele meren des doods'? Door het leven gelouterd en be
vrijd van wereldse verlangens liet Hedwig immers, aan 't
huis van [het arme, boerengezin] Harmsen een vertrekje
bouwen, uitziend op 't meer. Daar stond haar bed, een stoel,
een tafel, een kast, een zinken bad, en aan de wand een klein
boekenplankje. De muren wit hout, zonder spreuken ofpla-
135