hartiging van de belangen der jonge meisjes verklaarde dat zij het tekenen van de Ariërverklaring zag als verraad ten opzichte van medeburgers. 39) Het kostte dit bestuur zijn jaarlijks subsidie van 800,-. Het kon ook anders: de secre taris van een oudercommissie schreef een brief met de me dedeling dat de leden van zijn oudercommissie van vreemde smetten vrij waren.40) Acht ambtenaren in gemeentedienst bleken joods te zijn, evenals zeven onderwijzers en docenten.40 Zij werden met ingang van 21 november 1940 geschorst en later ontslagen. Ook twee joodse raadsleden werden geschorst, hoewel één hunner lid was van de remonstrantse gemeente. Later volgde het ontslag voor ambtenaren die met een jood of jodin ge huwd waren.42) ln een aantal gemengde huwelijken besloot men het probleem op te lossen door echtscheiding. De rech ters hadden daar nogal wat moeite mee. Overigens is een echtscheiding pas geldig als die is ingeschreven bij de Bur gerlijke Stand en het kwam voor dat men met het niet-inge- schreven vonnis van de rechtbank op zak liep om te kunnen bewijzen dat men gescheiden was. Principiëler houdingen kwamen ook voor: een ambtenaar schreef dat hij niet van plan was om te scheiden om zo zijn baan te behouden en dat ze hem dan maar moesten ont slaan. 43) Een andere ambtenaar werd ontslagen wegens on toelaatbaar levensgedrag: hij woonde bij een jodin in!44) Politiefunctionarissen konden niet volstaan met alleen maar een verklaring te tekenen. Zij moesten ook de namen en ver dere gegevens van hun ouders en grootouders opgeven en die van hun echtgenotes of verloofden, zodat hun verklaring kon worden gecontroleerd.45) In oktober 1940 viel het besluit tot invoering van een per soonsbewijs, dat alle Nederlanders verplicht waren steeds bij zich te dragen en waardoor een snelle identificatie van personen mogelijk werd. Het duurde tot mei 1942 voordat dit besluit kon worden uitgevoerd, want ambtenaren moes ten onder andere eerst cursussen vingerafdrukken maken gaan volgen.461 Maar daaraan vooraf kwam er op 10 januari 1941 een meldingsplicht voor joden, die vier weken de tijd kregen om zich op het stadhuis bij het Bevolkingsregister aan te geven. Deze meldingsplicht gold voor iedereen die tenminste één joodse grootouder had, dus ook voor afstam melingen van gemengd gehuwden. Voor genealogen, be waarders van doopregisters en archiefdiensten braken drukke tijden aan, want het was de mensen heel wat waard om te kunnen bewijzen dat zij niet, of althans maar ten dele joods waren. 47) Eén van de bronnen van dergelijk onder-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1995 | | pagina 146