breken. In het bestuur van de Vereniging Haerlem ver
klaarde mr. De Jongh op de vergadering op 28 oktober 1941
dat hij tengevolge van een maatregel van het gezag met 1
november moest stoppen met het bestuurslidmaatschap. 56)
Het jaarverslag van de Vereniging Haerlem over 1941 zegt
hierover: Ook het bestuurslid Mr C.M.J, de Jongh zult ge op
onze bijeenkomsten niet meer aantreffen. Het bestuur is hem
zeer dankbaar voor wat hij voor Haerlem heeft gedaan. 57)
Overigens bleef oud-burgemeester De Vos van Steenwijk
wel erevoorzitter van de vereniging en werd Plekker daar
voor niet gevraagd. De vraag van een bestuurslid of het be
stuur contact had met de nieuwe bestuurders van de stad uit
hoofde van hun functie, werd door de voorzitter ontkennend
beantwoord. Men wilde er echter voor waken deze heren
voor het hoofd te stoten.58)
In eigen kennissenkring werd het ook moeilijk nog relaties
met joden te onderhouden. Agenten van politie die joodse
kennissen hadden en die bleven bezoeken, werden berispt.
De directeur van Bouw- en Woningtoezicht werd ontslagen
omdat hij bevriend was met een joodse familie.591 Hij werd
vervangen door een nationaal-socialist, die mei 1945 weer
werd ontslagen. Het woord 'jodenbegunstiging' deed zijn
intrede als een strafbare daad: meerdere ambtenaren werden
wegens jodenbegunstiging ontslagen of gearresteerd, bij
voorbeeld agenten die een joodse arrestant een sigaret had
den gegeven.6o)
Door de Duitse maatregelen hadden steeds meer joden geen
beroep meer. Dit betekende dat ook voor velen hun bron van
inkomsten uit arbeid verloren ging. Ook de Joodse Ge
meente merkte dat, want een aantal leden was niet meer in
staat zijn kerkelijke bijdragen te betalen. In het geheim werd
onder rijkere leden een actie gevoerd om geld in te zamelen,
die bevredigend verliep. 6l) De actie moest in het geheim
worden gehouden, onder andere omdat sinds de invoering
van de Winterhulp het collecteren voor andere sociale doel
einden verboden was.
Drie weken na zijn installatie zorgde de Haarlemse Rege
ringscommissaris Plekker voor een landelijke primeur. Hij
liet uit eigen beweging een verordening uitgaan waarin hij
joden verbood om hotels, restaurants, cafés, bioscopen,
schouwburgen, openbare leeszalen, openbare zwem- en
badinrichtingen en openbare badhuizen te betreden of daar
te verblijven.62) Bij die instellingen moest op een duidelijk
zichtbare plaats een bordje worden aangebracht met de tekst
Verboden voor Joden.63)
Het is niet duidelijk waarom Plekker zo vroeg met deze
149