want zelden is bekend wie de bouwers, c.q. de ontwerpers
zijn van de eenvoudige woonhuisbouw in Haarlem in die
tijd.
Terug naar Pieter Claeszoon. Hij verkocht zijn nieuwe huis
in 1611 aan Pouwels Henrixzoon, die het op zijn beurt in
1623 doorverkocht aan Nicolaes Suijker den ouden, in die
tijd schout van de stad. Hij had het huis geruime tijd in zijn
bezit tot hij het in 1650 verkocht aan Louwijs Pieterszoon.
Het huis stond toen bekend als De Roo Moolen. Het huis
ging in die tijd steeds voor een goede prijs van de hand.
Dan maken we noodgedwongen een sprong naar 1756. Het
huis bracht toen een aanzienlijk lager bedrag op. Eigenaar
werd toen Jan Timmer, die het kocht voor 650 gulden. Hij
deed het weer van de hand in 1773 en moest toen met slechts
450 gulden genoegen nemen. Nieuwe eigenaar werd
Chistiaan Boerlage. Van ouds, zo wordt in de transportakte
vermeld, stond het huis bekend als De Druijf. Deze naam
doet veronderstellen dat handel in dranken de bron van in
komsten was.
Aan de hand van de veilconditie die aan de verkoop vooraf
ging komen we iets over de indeling in die tijd te weten. De
omschrijving luidt als volgt: Een hegt, sterk en weldoortim
merd huijs en erve, voorzien van een voorhuijs, item een
binnevertrek waar in haard en bedsteede, als meede twee
vaste kassen, boven een voorkamer met haard en bedsteede,
en agterkamer met een bedsteede, een doorgaand zolder en
vliering, onder dit huijs een verwulfde kelder waar in een
regenbak, verder met alle vereischte gemakken voorzien.
Hoe lang Christiaan Boerlage het huis in bezit had is niet
bekend maar in de loop van de eerste helft van de negen
tiende eeuw was het huis in gebruik door broodbakker Dirk
Cornelis van Stuijvenberg en zijn gezin. Hij overleed op 20
april 1865. Zijn weduwe verkocht het bezit drie maanden
later aan Frans Goth, eveneens broodbakker en voorheen
werkzaam in Zeist. Het huis stond toen omschreven als een
broodbakkerij met een huis in de Schoutesteeg. Beide hui
zen brachten toen 3300 gulden op. Al een jaar daarna gaf
Frans het broodbakken op deze plaats op en verkocht hij zijn
bezit aan Gerardus Huijbens, bloemkweker, en mej. Maria
Sophia van der Veldt. In de transportakte is sprake van een
winkel, waarbij inbegrepen de inventaris, zoals een toon
bank, koperen schalen met ijzeren balans en zeven planken.
Beide kopers zouden later in de echt met elkaar worden ver
bonden. In het adresboek van Haarlem worden zij vermeld
als houders van een groentewinkel. Zij verkochten in 1869
het huis, er was toen sprake van een winkelhuis en een pak-