1245 aan de stad een keur gaf. Nu vertellen de deskundigen
ons dat deze keur door de stedelijke gemeenschap zelf werd
opgesteld en dus niet veel meer is geweest dan de formele
bevestiging van een al bestaande situatie. Met andere woor
den, Haarlem is ouder dan 750 jaar. Laten we ons even ver
plaatsen in de gedachten van Haarlemmers die drie a vier
eeuwen geleden, omstreeks 1600, over hun stad schreven.
Die hadden zo hun eigen opinies over haar ontstaansge
schiedenis. Zij zou omstreeks 400 of in 506 zijn gesticht,
door een Heer Lem of, als dat onwaarschijnlijk was, door
een Heer van Haarlem. Stel nu dat wij met deze auteurs uit
1600 in discussie konden gaan en er in slaagden hen van hun
ongelijk te overtuigen. Heer Lem en de Heer van Haarlem,
de jaartallen 400 of 506 zouden uit het gesprek verdwijnen.
Maar zouden wij hun plezier doen met het jaartal 1245? Na
tuurlijk niet. Zij zouden onmiddellijk hebben ingezien dat
dit jaartal niet het ontstaan maar het bestaan van Haarlem
toont en, half tevreden met die wetenschap, de mogelijkheid
hebben aangegrepen zich te vermeien in speculaties over
een zich in de duisternis der tijden verliezende antiquiteit
van hun geliefde stad. Indien zij het jaar 1245 als een datum
van betekenis herkend zouden hebben - wat zij niet deden -
dan zou het voor hen geen post quem zijn geweest, zoals
voor de sobere feestvierders van nu, maar een ante quem.
Het lokale patriottisme-oude-stijl immers liet geen argu
ment ongebruikt dat tot zelfverheffing dienen kon.
Haarlem kent een lange traditie van eigenlof. In de vele his
torische en kunsthistorische studies waartoe dit jubileumjaar
aanleiding heeft gegeven en die wellicht de duurzaamste
produkten ervan zullen blijken te zijn, vindt men uitgebreide
informatie daarover. Het is een fascinerend thema. Kijkt
men met het kritische en sceptische oog van nu terug op de
teksten en verbeeldingen waarin van de zestiende tot in de
negentiende eeuw de glorie van de stad werd uitgedrukt, dan
neigt men er al snel toe deze naïef te noemen. In dubbele zin.
Ze schijnen ons wellicht naïef in zichzelf, dat wil zeggen, als
al te lichtgelovige, door geen zin voor wetenschappelijke
analyse gekuiste interpretaties van het verleden. Maar we
moeten ze misschien tegelijkertijd beschouwen als reflecties
van de eenvoudige tevredenheid waarmee de burger de nog
zeer beperkte wereld waarin hij leefde aanvaarden kon. Zijn
fysieke en intellectuele horizon was aan vrij strikte limieten
gebonden. Hij reisde en hij las niet veel en hij voelde zich
geborgen in de omgeving die hem omsloot. Men kan zich
voorstellen dat de liefde voor de stad die hem een veilig be
staan verschafte, door de patriottische auteurs werd gebruikt