voor alles moest wijken. Hij leek daardoor een onneembare vesting te hebben betrokken, maar hij was o zo kwetsbaar toch, eenzaam, zeker in de laatste jaren van zijn lange, werk zame leven. Hij was onzeker ook, waar het zijn kunst betrof. Ben ik wel herkenbaar? Heb ik een eigen schilderschrift? Ik zal modern moeten werkenanders word ik niet erkend. Ex posities in het Stedelijk van Amsterdam deden hem dan ook meer dan goed. Een telegram van Rudi Fuchs bij de opening van de Verwey-hal koesterde hij als één van zijn kostbaarste kleinoden. Het stond als een soort diplome d'honneur op de schoorsteenmantel, tussen de beeldjes van zijn grote artis tieke idool en trouwe vriendin Charlotte van Pallandt. Ge lukkig heeft Kees Verwey zijn eigen stijl gewoon gehand haafd en kwam hij steeds snel terug van de zijweggetjes, die hij te gemakkelijk geplaveid achtte, maar die voor hem toch niet zo begaanbaar bleken als hij gemeend had (schmierend: Straks ga ik wat vlakken schilderen en wat lijnen. Zo klaar. Niets aan en het is gewild ook nog). Hij bleef wel experi menteren. Zo maakte hij nog een jaar voor zijn dood een groot abstract drieluik. Het liefst bleef Kees Verwey binnen zijn eigen territorium, letterlijk en figuurlijk. Hij was in feite bevreesd voor de boze buitenwereld. Hij vond dat je niet per se hoefde te rei zen om de schoonheid en kleur en compositie te kunnen vin den en vangen. We danken er onder andere zijn prachtige atelierstukken aan. Ik herinner me de twintigste april 1995. Kees Verwey werd 95 jaar. Het zou zijn laatste verjaardag worden. Toen ik de ochtend van die dag binnenkwam in het brouwershuis aan het Spaarne, vroeg hij me hem een spiegel te bezorgen. Een wat wonderlijke wens van een jarige met een kamer vol be zoek. Het moest een behoorlijk grote spiegel zijn, geen flodderding. Ik vroeg me af wat hij daar mee moest. Zet hem maar op de stoel vlak voor me neerzodat ik mezelf er in kan zien. De schilder zat er wonderlijk bij in de stevig ver warmde kamer. Hij had een zwart colbertje aan en een deuk hoed op. Hij zat niet naar zijn bezoekers gewend, maar even wijdig aan de tafel. Ik zette de spiegel op de zitting van de stoel. Verwey greep zijn wandelstok, geducht wapen als hij het op de heupen had (hij bedreigde er eens Michel van der Plas mee) en reikte naar de spiegel. Hij kon die net aan tippen. Hij maakte een cirkel met de stok rondom zich. Hij had de wereld verkleind tot de schijf kamer waarvan hij het middelpunt was. De rest in de kamer telde amper meer mee; vond hij zelfs hinderlijk. Hij had zich duidelijk teruggetrok ken in zijn ingedikte heelal. Het was - achteraf gerede- 247

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1995 | | pagina 247