boekje samen te stellen (bibliofiel in een kleine oplage) van
die uitspraken. Als we rustig zaten te eten of te praten, kon
hij ineens roepen: pak je boekje, hier heb ik weer een goeie.
Hij kon intens genieten van zijn eigen vondsten. De ver
pleegkundigen, die hem de laatste jaren verzorgden, moes
ten dan ook nogal eens het bewuste boekje tevoorschijn ha
len om voor te lezen. Verwey had voor de uitgave speciale
tekeningen gemaakt, onder andere een zelfportret. Het was
fascinerend te zien, hoe snel en doeltreffend dat ging. Maar
hij had die kop van hem dan ook al vele malen op doek of
papier neergezet. Hij kende de pappenheimer, die hij zelf
was.
Anekdotes had hij ook volop, zoals over zijn oom Berlage,
die een vleugel aan het ouderlijk huis De Brayers aan de
Vinkenbaan in Santpoort-Zuid had gebouwd. Wanneer zijn
oom aan tafel zat doken Kees en zijn broer onder de tafel.
Wij hadden gehoord dat oom van die piepkleine voeten had.
Nou, dat wilden we dan wel eens zien. Berlage had, zo vond
Verwey, de architectuur tot zijn grondvorm teruggebracht;
Toen ik eens bij hem in Amsterdam op zijn werkkamer
kwam, wees hij op een baksteen. Kijk, dat is de oervorm van
alles. Zo klonk ook Verwey zijn schilderkunst in tot verstild
werk, tot oervormen, maar dan wel in prachtig licht (hoe ly
risch kon hij spreken over het licht dat van het Spaarne zijn
atelier binnenviel bij heldere dagen en hoe somber kon hij
zijn als regensluiers over het water zeilden) en in mooie vor
men. Kees Verwey concentreerde zich alleen maar op zijn
kunst, zijn schilderkunst. De rest kon hem gestolen worden.
Er was geen radio, geen televisie in huis. Wel kranten, de
Telegraaf en NRc/Handelsblad. En periodieken over beel
dende kunst.
Hij informeerde soms ook voorzichtig naar religies. Had de
roomse kerk niet zoveel pracht en praal in huis tijdens de
feestdagen? Daar wilde hij van alles over horen. Bij het ver
nemen van het feit, dat ik nostalgisch enige bijzondere en
letterlijk en figuurlijk schitterende kerkelijke gewaden in
bezit had, moest ik die per se laten zien. Hij hulde zich in de
gouden koormantel. Hij wilde ook onmiddellijk vertrekken
met de koormantel onder zijn arm. Mag ik die schilderen?
Mag ik die lenen? Dan hang ik hem uit op mijn atelier. Het
liefst had hij direct het schilderspalet opgezocht. Hij heeft in
de dagen erna de koorkap als inspiratiebron gebruikt. Wie
naar het Heemsteedse Groenendaal gaat, ziet daar een van
die schilderijen hangen. Zijn vriend en persoonlijk chauf
feur Johan Heystek had ermee moeten poseren. We waren
overigens wel gewaarschuwd: houd het in de gaten en zorg