voelige punten echter week Wagenaar van hem af. Over de
stichtingsdatum van de stad heeft hij geen betrouwbare ge
gevens gevonden, schrijft hij, en niets dat wijst op 400 of
506. Zeker is slechts dat zij in de twaalfde eeuw wel be
stond. Over het Haarlemse exploot bij het beleg van
Damiate in Egypte tijdens de Vijfde Kruistocht in het begin
van de dertiende eeuw liet hij zich uiterst sceptisch uit. En de
uitvinding van de boekdrukkunst? Ja, vond hij, men heeft
dringende redenen, om Haarlem dezen lof niet te benijden.
Alleen, de drukkunst is pas in Mainz en elders in Duitsland
tot meerder volkomenheid gebragt. Gezien vanuit lokaal-
patriots standpunt is dit een vrij zuinige conclusie.
Toch heeft zich ondanks deze remmende factoren de traditie
van de eigenlof ook in de negentiende eeuw voortgezet en
het effect ervan ziet men meer dan levensgroot aan het fraaie
beeld van Coster op de Grote Markt, onthuld tijdens hoog
gestemd geregisseerde plechtigheden en een volksfeest vol
kermisgenot, drie dagen lang in juli 1856. Jammer alleen dat
het onbarmhartig regende, want het was al met al een ge
noeglijke en door veel vriendelijke mensen bezochte
vermakelijkheid. Een aardig maar in essentie lokaal en
enigszins provinciaal feest dus, in een wat ingeslapen stadje
met nog geen 30.000 inwoners van wie bijna de helft onder
steund moest worden? Zeker, maar er zat een andere kant
aan. In opzet immers was het beeld niet bedoeld als een ge
denkteken van Haarlemse heerlijkheid maar als een eerbe
wijs aan de grootheid van de hele Nederlandse natie. Coster
was het symbool van Nederlandse glorie geworden, een loot
van de Nederlandse stam en de Nederlandse cultuur die de
boekdrukkunst aan de wereld schonk en daarmee het uitne-
mendste instrument om de donkere middeleeuwse barbarij
te overwinnen en verlichting en beschaving te verspreiden.
En het was dan ook niet alleen Haarlem dat de financiën
voor beeld en feest geacht werd op te brengen maar het hele
dankbare land - dat overigens niet bijzonder vrijgevig was
want het duurde tien jaar voor men het geld bij elkaar had.
Zo ziet men dat de Haarlemse eigenlof uit de tijd van stede
lijke bloei zich had getransformeerd tot onderdeel van een
wijder nationaal-Nederlands gevoel van intens zelfbehagen.
Het lokaal-patriottisme kreeg een plaats in een breed natio
nalisme. Men kan het nog anders omschrijven. In de zes
tiende en zeventiende eeuw bejubelden lokale patriotten de
stad in de stijl van het op de klassieken georiënteerde huma
nisme, dat wil zeggen, in een erudiete en intellectualistische
stijl. Zo deed men het in de negentiende eeuw niet meer. Het
nationalisme waaraan Haarlem in de tijd van zijn verval een
25