bijdrage leverde werd niet gekenmerkt door geleerd intellec
tualisme maar door het gevoel, de soms aan de romantiek
grenzende emotie. Hoe is deze overgang in zijn werk gegaan
en wanneer had hij plaats?
Wij moeten om dit te begrijpen terug naar de achttiende
eeuw. Twee elementen zijn in dit verband van groot belang:
het ene heeft specifiek betrekking op Haarlem, het andere op
de geschiedenis van de Nederlandse Republiek in het alge
meen. Op grond van recente historische en kunsthistorische
studies, die getuigen van speurzin en sensibiliteit, mag men
concluderen dat zich in de achttiende eeuw een verschuiving
heeft voorgedaan in de visie op de relatie tussen Haarlem en
zijn naaste omgeving. Op de beroemde 'Haerlempjes' die
Jacob van Ruisdael schilderde nadat hij de stad omstreeks
1656 had verlaten om in Amsterdam zijn brood te gaan ver
dienen, verschijnt Haarlem ver aan de horizon als een men
selijk bouwsel in een complex geheel van landschap, zon en
wolkenlucht. Maar ondanks de overweldigende kracht van
de natuur lijkt de stad niet aan haar onderworpen, integen
deel, zij is het die het hele panorama als het ware afsluit en
beheerst; naar haar is de natuur gericht, op haar loopt zij uit.
Zo zag de zeventiende-eeuwse stedeling de luister, de rijk
dom en de rust van de landelijke omgeving: als een glo
rieuze entree. Dit beeld nu ging in de achttiende eeuw ver
schuiven. In de literaire en pictorale voorstellingen uit die
tijd lijkt de stad in het landschap op te gaan. De omgeving
beheerst de stad, niet omgekeerd. Nauw daarmee verbonden
was de verschuiving die optrad in de manier waarop men
naar de geschiedenis ging kijken. Men begon zich te verdie
pen in de oudheid van het omringende land, de pittoreske
ruïnes, de oeroude bomen, de grote vertellingen over de
heldhaftige en nog door geen bederf aangetaste Bataven van
wie men de sporen in het Kennemerland herkende. In zulke
beschouwingen ging het niet meer om de betekenis en de
eigenlof van een enkele stad maar om de plaatsbepaling van
wat wij tegenwoordig de nationale identiteit plegen te noe
men. Dank zij zijn ligging en omgeving kon Haarlem nu
worden gezien als een van de oorsprongen waaruit de ge
liefde Nederlandse natie was gegroeid.
De Nederlanders uit de tweede helft van de achttiende eeuw
- en dat is het tweede element dat zo juist genoemd werd -
hadden behoefte aan een duidelijker definiëring van hun ei
genheid. Dat is begrijpelijk en het past in de Europese ge
schiedenis van die periode want men ziet vergelijkbare
ontwikkelingen ook elders verschijnen. Toch was de situatie
in Nederland in één, zeer belangrijk opzicht uitzonderlijk.