De Republiek, en vooral de provincie Holland, leed name
lijk aan een economisch verval dat ernstige proporties aan
nam. Wat was er nog over van de trotse grote macht die Ne
derland in de zeventiende eeuw geweest was? Hoe was het
te verklaren dat een zo uitstekende en welvarende mogend
heid zo diep was gezonken dat zij nauwelijks nog kon be
schikken over een vloot en een leger, geen gezag meer bij
haar buren had, een pion was geworden op het schaakbord
van de internationale politiek? Gedurende de achttiende
eeuw kwam over deze kwestie een zeer uitvoerige discussie
op gang. Deze was sterk moralistisch. De neergang werd
geweten aan verslapping, bederf, gebrek aan moed en ijver.
Maar genezing was mogelijk. Indien het Nederlandse volk
terugkeerde tot de zeden die het in de zeventiende eeuw
groot hadden gemaakt, zou het zijn oude plaats in de wereld
kunnen heroveren. Op deze manier kreeg het Nederlandse
nationale besef dat toen ontstond een sterk moralistisch en
naar binnen gekeerd karakter, en in deze vorm is het de ne
gentiende eeuw ingegaan. Welnu, wij hebben het gezien bij
het Costerfeest van juli 1856, zo heeft ook Haarlem volop
aan de nationale zelfbespiegeling deelgenomen.
Dames en heren, deze toespraak is aangekondigd als een
feestrede. Wij zijn hier bijeen om de 750ste verjaardag van
Haarlem te vieren. Op zichzelf is Haarlems leeftijd niet bij
zonder hoog, is Haarlem niet bijzonder glorieus en is de stad
niet bijzonder groot. Maar, zo werd het in het begin van de
feestrede uitgedrukt, dat is nu juist het raadsel, de charme en
de opdracht van haar geschiedenis en van de Nederlandse
geschiedenis in het algemeen. Het raadsel is dit: hoe komt
het dat veel steden in Nederland, alle betrekkelijk laat in de
geschiedenis ontstaan, vele ervan betrekkelijk klein geble
ven en meestal slechts gedurende een kort aantal jaren op
een of andere wijze beroemd om de schittering van hun wel
vaart en cultuur, hoe komt het dat die in stand zijn gebleven
als levende, goed aangelegde en geordende gemeenschap
pen die een functie hebben in het nationale geheel? Of, om
het anders te formuleren, hoe komt het dat Nederland tot nu
toe in zekere zin een republiek van steden is gebleven, ste
den in het meervoud, talrijke steden, elk met een enigszins
eigen karakter en levensdoel? Wat de charme van deze si
tuatie betreft: die behoeft waarlijk geen explicatie. En de
opdracht? Zij is duidelijk. Wij moeten ervoor waken dat
Nederland een land van vele steden blijft en niet samen
groeit tot een enkele metropool. Daarvoor moeten de plano
logen zorgen, maar vooral de stadsbewoners zelf en het is
27